ECLI:NL:CRVB:2012:BV7202

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1055 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van rentedragende lening na beëindiging van een cateringbedrijf

In deze zaak gaat het om de terugvordering van een rentedragende lening die aan een echtpaar was verstrekt voor hun cateringbedrijf. Het college van burgemeester en wethouders van De Ronde Venen heeft op 24 april 2008 besloten om het bedrijfskapitaal van het echtpaar terug te vorderen, omdat zij hun cateringbedrijf per 1 januari 2008 hadden beëindigd. Dit besluit werd na bezwaar gehandhaafd op 28 augustus 2008. De rechtbank Utrecht verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond in haar uitspraak van 17 december 2009.

Appellant heeft hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Tijdens de zitting op 17 januari 2012 was appellant niet aanwezig, maar het college werd vertegenwoordigd door H. Heidebrink. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank de correspondentie met betrekking tot de zaak niet aan appellant zelf, maar aan zijn neef D. de [J.] heeft gestuurd, die op hetzelfde adres woont. Appellant stelde dat hij hierdoor in zijn processuele belangen was geschaad, maar de Raad oordeelde dat dit niet het geval was, aangezien appellant tijdig hoger beroep had ingesteld.

De Raad heeft verder overwogen dat de rechtbank de verzoeken om verdaging van de zitting correct heeft behandeld volgens de procesregeling bestuursrecht 2008. Appellant had zijn verzoek om verdaging te laat ingediend en er waren geen uitzonderlijke omstandigheden die dit verzoek rechtvaardigden. De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak op juiste wijze tot stand is gekomen en bevestigt deze. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

10/1055 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], Duitsland (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 17 december 2009, 08/3029 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van De Ronde Venen (college)
Datum uitspraak: 28 februari 2012
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2012. Appellant is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door H. Heidebrink.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 29 augustus 2005, zoals gewijzigd bij besluit van 26 september 2005, is aan appellant en zijn echtgenote (echtpaar) op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 ten behoeve van hun cateringbedrijf een bedrijfskapitaal van
€ 85.600,-- toegekend in de vorm van een rentedragende lening. In de bijlage bij dat besluit is vermeld dat het echtpaar bij beëindiging van het bedrijf de lening volledig moet terugbetalen.
1.2. Bij besluit van 24 april 2008, zoals na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 28 augustus 2008 (bestreden besluit), heeft het college het bedrijfskapitaal van het echtpaar teruggevorderd tot een bedrag van € 76.376,74. Aan het bestreden besluit is ten grondslag gelegd dat het echtpaar het cateringbedrijf ten behoeve waarvan het bedrijfskapitaal was toegekend met ingang van 1 januari 2008 heeft beëindigd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep, samengevat, het volgende aangevoerd.
- De rechtbank heeft in haar correspondentie vaak de namen verwisseld van appellant en D. de [J.], een neef van appellant. De aangevallen uitspraak is ook niet aan appellant toegezonden, maar aan D. de [J.].
- De rechtbank heeft nagelaten het beroepschrift van D. de [J.] te behandelen.
- De rechtbank heeft met twee maten gemeten door het verzoek van het college de zitting van 16 juli 2009 te verdagen wel in te willigen en het verzoek van appellant de zitting van 3 september 2009 te verdagen niet.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De gronden en stellingen die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, zien uitsluitend op de wijze waarop de aangevallen uitspraak tot stand is gekomen en niet op de inhoud van de uitspraak.
4.2. Uit het dossier blijkt dat de rechtbank D. de [J.] heeft aangemerkt als gemachtigde van appellant en daarom alle correspondentie in de beroepszaak van appellant heeft gericht aan D. de [J.]. Met zijn stellingen over het verwisselen van namen en het toezenden van de aangevallen uitspraak aan D. de [J.], heeft appellant kennelijk willen betogen dat D. de [J.] niet zijn gemachtigde was. Wat daar echter ook van zij, niet is gebleken dat appellant in zijn processuele belangen is geschaad doordat de rechtbank haar correspondentie niet heeft gericht aan appellant zelf, maar aan zijn neef, die woont op hetzelfde adres als appellant. Zo heeft appellant tijdig hoger beroep kunnen instellen. Of de rechtbank al dan niet heeft verzuimd tevens een beroepschrift te behandelen dat D. de [J.] op eigen naam zou hebben ingediend, kan - en moet - in het kader van de beoordeling van het hoger beroep van appellant in het midden blijven.
4.3. Artikel 16, vijfde lid, van de Procesregeling bestuursrecht 2008 (procesregeling) bepaalt, voor zover van belang, dat de rechtbank partijen bij de eerste uitnodiging voor de zitting in de gelegenheid stelt om gedurende een week na verzending van die uitnodiging of oproeping wegens verhindering om een andere datum te verzoeken en dat de rechtbank in dat geval een verzoek om verdaging steeds inwilligt. Ingevolge het zesde lid willigt de rechtbank een verdagingsverzoek dat niet is gedaan binnen een week na verzending van de uitnodiging slechts in, indien daarom zo spoedig mogelijk schriftelijk en gemotiveerd is verzocht en bovendien sprake is van uitzonderlijke omstandigheden.
4.4. In de uitnodigingen voor de zittingen van 16 juli 2009 en 3 september 2009 zijn partijen erop gewezen dat zij binnen een week na de datum van de uitnodiging kunnen verzoeken om wijziging van de zittingsdatum en dat de rechtbank instemt met een binnen die termijn ingediend verdagingsverzoek. Voorts zijn partijen erop gewezen dat de rechtbank slechts in uitzonderlijke omstandigheden instemt met een na de termijn van een week ingediend verdagingsverzoek. De uitnodigingen voor de zitting van 16 juli 2009 zijn verstuurd op 18 mei 2009. Aangezien het college bij faxbericht van 20 mei 2009 heeft verzocht om verdaging van de zitting, heeft de rechtbank dat verzoek in overeenstemming met de procesregeling ingewilligd. De uitnodigingen voor de zitting van 3 september 2009 zijn verstuurd op 22 juni 2009. Appellant heeft pas op 31 augustus 2009 verzocht om verdaging van de zitting. Uit de door appellant genoemde reden voor dat verzoek, is voorts niet gebleken dat in zijn geval sprake was van uitzonderlijke omstandigheden. De rechtbank heeft het verdagingsverzoek van appellant dan ook eveneens in overeenstemming met de procesregeling afgewezen.
4.5. Uit 4.2 tot en met 4.4 volgt dat hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd niet leidt tot het oordeel dat de aangevallen uitspraak op onjuiste wijze tot stand is gekomen. Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman als voorzitter en W.F. Claessens en E.C.R. Schut als leden, in tegenwoordigheid van R. Scheffer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2012.
(get.) J.J.A. Kooijman.
(get.) R. Scheffer.
IJ