ECLI:NL:CRVB:2012:BV6252

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-3500 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor cursus omgaan met ambtenaren

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, die haar aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van een cursus 'omgaan met ambtenaren' had afgewezen. De aanvraag was gedaan op 14 september 2009, maar het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft deze afgewezen op 17 september 2009, met de motivering dat de cursus niet beroepsgericht was en de kosten niet noodzakelijk waren. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging.

Tijdens de zitting op 4 januari 2012 heeft appellante haar standpunt toegelicht, terwijl het college werd vertegenwoordigd door I. Schapendonk. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad oordeelde dat volgens artikel 35 van de Wet werk en bijstand (WWB) alleen bijzondere bijstand kan worden verleend als de aanvrager niet over de middelen beschikt om noodzakelijke kosten te dekken.

De Raad concludeerde dat appellante niet voldoende had aangetoond dat de kosten van de cursus noodzakelijk waren. Haar argument dat zij slechte ervaringen had met ambtenaren was niet voldoende om de noodzaak van de cursus aan te tonen. Daarom werd het hoger beroep afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met C. van Viegen als voorzitter, en J.J.A. Kooijman en M. Hillen als leden, in aanwezigheid van griffier P.J.M. Crombach. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 14 februari 2012.

Uitspraak

10/3500 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 27 april 2010, 09/5245 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (college)
Datum uitspraak: 14 februari 2012
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 januari 2012. Appellante is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door I. Schapendonk.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Op 14 september 2009 heeft appellante op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een cursus “omgaan met ambtenaren”.
1.2. Bij besluit van 17 september 2009, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 29 oktober 2009, heeft het college de aanvraag afgewezen op de grond dat geen sprake is van een beroepsgerichte cursus en de kosten van de betreffende cursus niet noodzakelijk zijn.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 29 oktober 2009 ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante zich tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. In artikel 35, eerste lid, van de WWB is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4.2. In geschil is of de kosten van de gevraagde cursus “omgaan met ambtenaren” noodzakelijk zijn in de hierboven bedoelde zin.
4.3. Het gaat in dit geding om de afwijzende beslissing op aanvraag. In een dergelijk geval moet de aanvrager in het algemeen de feiten en omstandigheden aannemelijk maken die nopen tot inwilliging van de aanvraag. Dat betekent dat appellante aannemelijk moet maken dat de kosten van een cursus “omgaan met ambtenaren” in haar geval noodzakelijk zijn.
4.4. Appellante is daarin niet geslaagd. De door haar gestelde omstandigheid dat zij slechte ervaringen heeft opgedaan met ambtenaren van de gemeente, is daarvoor onvoldoende.
4.5. Dit leidt ertoe dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen als voorzitter en J.J.A. Kooijman en M. Hillen als leden, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2012.
(get.) C. van Viegen.
(get.) P.J.M. Crombach.
HD