ECLI:NL:CRVB:2012:BV3476

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/1293 WW + 11/369 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenveroordeling na intrekking van het beroep door appellant

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. H.J. van der Schaft, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Breda. De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 februari 2012 uitspraak gedaan. Het hoger beroep werd ingetrokken omdat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 7 november 2011 een nieuwe beslissing op bezwaar had genomen, waarbij het Uwv geheel tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. De Raad heeft vastgesteld dat de intrekking van het beroep plaatsvond omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift was tegemoetgekomen, zoals bepaald in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Raad heeft vervolgens de proceskosten beoordeeld die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten voor verleende rechtsbijstand in beroep zijn begroot op € 644,-- en in hoger beroep op € 1.127,--, wat een totaalbedrag van € 1.771,-- oplevert. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in deze kosten. Appellant kan zich voor vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden.

De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechters B.M. van Dun en A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen, waarbij de beslissing is genomen in het kader van de Algemene wet bestuursrecht en de Beroepswet. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken waar proceskostenveroordelingen aan de orde zijn na intrekking van een beroep.

Uitspraak

09/1293 WW en 11/369 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 20 januari 2009, 08/1011
(aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 8 februari 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. H.J. van der Schaft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 maart 2010. Appellant is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. H.J. van der Schaft. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Reitsma.
De Raad heeft het onderzoek heropend en een vraagstelling doen uitgaan aan het Uwv.
Het Uwv heeft op 6 januari 2011 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Deze zaak is geregistreerd onder nummer 11/369 WW.
Bij brief van 26 januari 2011 heeft mr. Van der Schaft op het besluit van 6 januari 2011 gereageerd.
Het Uwv heeft nadere stukken ingediend.
Het Uwv heeft op 7 november 2011 wederom een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 15 november 2011 heeft mr. Van der Schaft namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat het hoger beroep is ingetrokken aangezien met de nieuwe beslissing op bezwaar van 7 november 2011 geheel aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
Het Uwv heeft in de nieuwe beslissing op bezwaar van 7 november 2011 de proceskosten gedeeltelijk betrokken zodat thans nog de in beroep en in hoger beroep gemaakte kosten ter beoordeling staan.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 644,-- voor verleende rechtsbijstand in beroep en € 1.127,-- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 1.771,--.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 1.771,--.
Deze uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van
A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2012.
(get.) B.M. van Dun.
(get.) A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen.
TM