ECLI:NL:CRVB:2012:BV3476
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.M. van Dun
- A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake proceskostenveroordeling na intrekking van het beroep door appellant
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. H.J. van der Schaft, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Breda. De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 februari 2012 uitspraak gedaan. Het hoger beroep werd ingetrokken omdat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 7 november 2011 een nieuwe beslissing op bezwaar had genomen, waarbij het Uwv geheel tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. De Raad heeft vastgesteld dat de intrekking van het beroep plaatsvond omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift was tegemoetgekomen, zoals bepaald in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad heeft vervolgens de proceskosten beoordeeld die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten voor verleende rechtsbijstand in beroep zijn begroot op € 644,-- en in hoger beroep op € 1.127,--, wat een totaalbedrag van € 1.771,-- oplevert. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in deze kosten. Appellant kan zich voor vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden.
De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechters B.M. van Dun en A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen, waarbij de beslissing is genomen in het kader van de Algemene wet bestuursrecht en de Beroepswet. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken waar proceskostenveroordelingen aan de orde zijn na intrekking van een beroep.