[appellant], wonende te [woonplaats] (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 19 maart 2010, 09/495 (aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 18 januari 2012
Namens appellant heeft mr. M.M.J.P. Penners, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en vragen van de Raad beantwoord.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2011. Appellant is, met bericht, niet verschenen. Het Uwv, opgeroepen om ter zitting te verschijnen, heeft zich laten vertegenwoordigen door J.G.M. Huijs.
1.1. Het Uwv heeft appellant met ingang van 19 februari 2007 op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA) een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. Daarbij is het arbeidsongeschiktheidspercentage van appellant gesteld op 80 tot 100.
Bij besluit van 14 september 2007 heeft het Uwv aan appellant meegedeeld dat hij met ingang van 31 augustus 2007 minder dan 35% arbeidsongeschikt is, maar dat de hoogte van de WGA-uitkering hierdoor niet wijzigt.
1.2. Appellant heeft op 14 mei 2008 gemeld dat zijn klachten zijn toegenomen per 8 mei 2008.
1.3. Bij besluit van 3 september 2008 heeft het Uwv aan appellant meegedeeld dat hij per 8 mei 2008 ongewijzigd minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht. Dit besluit is gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 18 februari 2009 (bestreden besluit).
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard. De rechtbank achtte zowel de verzekeringsgeneeskundige als de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit juist.
3. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat het Uwv zijn klachten heeft onderschat. Hij meent dat een urenbeperking was aangewezen, omdat hij zijn werkzaamheden als stagiair in mei 2008 om medische redenen heeft teruggebracht van vier naar twee dagen per week.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Appellant is naar aanleiding van zijn melding onderzocht door een verzekeringsarts van het Uwv. Deze heeft op basis van zijn bevindingen en uitgebreide medische gegevens uit de behandelend sector beperkingen in de algehele belastbaarheid van appellant vastgesteld, welke noodzaakten tot een afwisseling van houding. Naar aanleiding van het bezwaar van appellant tegen het besluit van 3 september 2008 heeft een bezwaarverzekeringsarts het dossier bestudeerd, de hoorzitting bijgewoond en appellant onderzocht. De bezwaarverzekeringsarts heeft vervolgens de door de verzekeringsarts opgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) aangepast en uitgebreid met beperkingen ten aanzien van dynamische handelingen en statische houdingen. Volgens de bezwaarverzekeringsarts was er geen aanleiding voor een urenbeperking indien in arbeid rekening wordt gehouden met de beperkingen van appellant. Op het onderdeel trillingsbelasting heeft de bezwaarverzekeringsarts als toelichting opgenomen dat appellant niet kan werken met zwaar trillend gereedschap of op een trillende ondergrond. Deze toelichting heeft naar aanleiding van vragen van de Raad geleid tot een verdere aanpassing van de FML door een beperking op item 3.8.
4.2. De Raad acht de medische beoordeling, zoals hiervoor weergegeven, voldoende zorgvuldig. Appellant heeft zijn standpunt dat zijn klachten zijn onderschat niet onderbouwd met medische gegevens. Evenmin heeft hij een medisch rapport overgelegd waaruit moet worden afgeleid dat een urenbeperking was geïndiceerd. Wat appellant tegen de medische beoordeling heeft aangevoerd kan dan ook niet slagen.
4.3. Appellant heeft in hoger beroep geen afzonderlijke beroepsgronden naar voren gebracht tegen de arbeidskundige beoordeling. De Raad zal zich daarom beperken tot een oordeel over de vraag of de geselecteerde functies uit medisch oogpunt per 8 mei 2008 geschikt waren voor appellant. Gebleken is dat een bezwaararbeidsdeskundige van het Uwv de in eerste instantie door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies naar aanleiding van de aanpassing van de FML door de bezwaarverzekeringsarts heeft vervangen door andere functies. Appellant is door de bezwaararbeidsdeskundige geschikt geacht voor onder meer de functies produktiemedewerker metaal en elektro-industrie (sbc-code 111171), productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (sbc-code 111180) en telefonist, receptionist (sbc-code 315120). De mate van arbeidsongeschiktheid van appellant op basis van deze functies is berekend op 15,22%. Genoemde functies zijn ook nog getoetst aan de alsnog opgenomen beperking ten aanzien van trillingsbelasting. Daarbij is naar voren gekomen dat trillingsbelasting niet voorkwam in de genoemde functies, zodat die bleven passen bij de belastbaarheid van appellant per 8 mei 2008. Gezien deze gang van zaken is ook de arbeidskundige beoordeling voldoende zorgvuldig geweest. De Raad heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geselecteerde functies voor appellant.
4.4. Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. Voor toekenning van het door appellant gedane verzoek om schadevergoeding is geen plaats.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en B.M. van Dun en J.J.T. van den Corput als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier, uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2012.