ECLI:NL:CRVB:2012:BV0856

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-2948 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en geschiktheid voor eigen werk

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar, waarin de intrekking van zijn WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan de orde is. De rechtbank had op 7 april 2011 geoordeeld dat het Uwv terecht had besloten de uitkering van appellant per 1 oktober 2001 in te trekken, omdat hij geschikt werd geacht voor zijn eigen werk. Appellant, bijgestaan door zijn advocaat mr. P. Heijnen, heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte het oordeel van de door de rechtbank ingeschakelde deskundige, psychiater G.F. Koerselman, heeft gevolgd.

De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten zoals door de rechtbank vastgesteld, overgenomen. De Raad heeft benadrukt dat het oordeel van een onafhankelijke deskundige in beginsel gevolgd dient te worden, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om van dit oordeel af te wijken. De Raad heeft vastgesteld dat dergelijke omstandigheden niet zijn gebleken. De deskundige Koerselman heeft zijn bevindingen uitgebreid gemotiveerd en de Raad heeft geen reden gezien om aan zijn conclusies te twijfelen.

Uiteindelijk heeft de Raad geoordeeld dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigt. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 13 januari 2012.

Uitspraak

11/2948 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 7 april 2011, 08/2362 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 13 januari 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P. Heijnen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en een rapport van een bezwaarverzekeringsarts overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 december 2011. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Heijnen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.M.C. Beijen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de feiten die de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft vermeld. De Raad volstaat met het volgende.
2.1. Bij besluit van 21 februari 2008 heeft het Uwv de uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering met ingang van 1 oktober 2001 ingetrokken omdat hij per die datum geschikt wordt geacht voor zijn eigen werk.
2.2. Bij besluit van 30 juni 2008 heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, zijn besluit van 21 februari 2008 gehandhaafd.
3.1. In de beroepsfase heeft de rechtbank aanleiding gezien zich te laten voorlichten door een deskundige, waarvoor psychiater G.F. Koerselman is benaderd. Op basis van een eigen onderzoek en bestudering van de voorhanden zijnde medische gegevens heeft Koerselman de in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgenomen beperkingen onderschreven. Zijn bevindingen en conclusies zijn neergelegd in het rapport van 11 mei 2010. De nadien aan Koerselman voorgelegde brief van de appellant behandelend zenuwarts heeft hem niet tot een andersluidende conclusie gebracht.
3.2. De rechtbank heeft overwogen dat zij, gelet op de uitgebreide motivering van Koerselman en het ontbreken van een (medisch onderbouwde) weerlegging van de zijde van appellant, aanleiding ziet om Koerselman te volgen. Het tegen het besluit van 30 juni 2008 ingestelde beroep is derhalve ongegrond verklaard.
4. In hoger beroep heeft appellant zich, met verwijzing naar medische gegevens uit de behandelend sector, tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1. De rechtbank heeft terecht gewezen op de in vaste rechtspraak besloten liggende lijn dat het oordeel van een onafhankelijke door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige in beginsel pleegt te worden gevolgd, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven van het oordeel af te wijken. Van dergelijke feiten of omstandigheden is de Raad, evenals de rechtbank, niet gebleken.
5.2. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat psychiater Koerselman op uitgebreide en inzichtelijke wijze heeft gemotiveerd hoe hij tot de conclusie is gekomen dat de door het Uwv opgestelde FML juist is. De Raad heeft hier niets aan toe te voegen.
5.3. Gelet op het vooroverwogene slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid van L. van Eijndthoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2012.
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) L. van Eijndthoven.
TM