ECLI:NL:CRVB:2012:455
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen in de vorm van geldlening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond heeft verklaard. Het college had aan appellant bijzondere bijstand toegekend ter voorziening in de kosten van duurzame gebruiksgoederen, zoals een bed, kast, bankstel, koelkast, wasmachine en televisie, tot een totaalbedrag van € 1.485,00. Deze bijstand werd verleend in de vorm van een geldlening. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad stelt vast dat het college bevoegd was om bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening toe te kennen, zoals bepaald in de Wet werk en bijstand (WWB). De Raad verwijst naar artikel 48, eerste lid, van de WWB, waarin staat dat bijstand om niet wordt verleend, tenzij anders bepaald. Artikel 51, eerste lid, van de WWB biedt de mogelijkheid om bijzondere bijstand voor noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen te verlenen in de vorm van een geldlening.
De Raad oordeelt dat het college terecht heeft gehandeld volgens het beleid dat is vastgesteld voor het verlenen van bijstand in de vorm van een geldlening, vooral wanneer de noodzaak tot bijstandsverlening voortkomt uit een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. Appellant ontving bijstand en moest in staat worden geacht te reserveren voor de vervanging van duurzame gebruiksgoederen. De door het college gehanteerde reserveringscapaciteit van 5% wordt niet onredelijk geacht.
Uiteindelijk concludeert de Raad dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die aanleiding geven tot een afwijking van het beleid van het college. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 29 mei 2012.