ECLI:NL:CRVB:2011:BV0021

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2360 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstand op basis van niet verschijnen bij oproep voor onderzoek naar rechtmatigheid

In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellant op basis van zijn niet verschijnen bij een oproep van de Dienst Werk en Inkomen (DWI). Appellant ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en had eerder alle gevraagde gegevens aan de DWI verstrekt. Echter, op 29 oktober 2009 werd hij opgeroepen om te verschijnen voor een gesprek, maar hij gaf hier geen gehoor aan. De DWI had aanleiding om de inkomens-, woon- en leefsituatie van appellant nader te onderzoeken, wat leidde tot de intrekking van zijn bijstand per 1 november 2009. Appellant stelde dat hij niet op de oproep kon verschijnen vanwege een opleiding en dat de bijstand slechts met 20% verlaagd had moeten worden in plaats van volledig ingetrokken.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het College bevoegd was om de bijstand in te trekken, omdat appellant niet had aangetoond dat hij de DWI had geïnformeerd over zijn verhindering. De Raad bevestigde dat het enkele feit dat appellant eerder gegevens had verstrekt, niet betekende dat hij niet op de oproep hoefde te verschijnen. De Raad concludeerde dat het College in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik had kunnen maken en dat er geen grond was voor het oordeel dat de intrekking onterecht was. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

10/2360 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 april 2010, 09/5731 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: College)
Datum uitspraak: 27 december 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2011. Appellant is niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.H.M. Diderich, werkzaam bij de gemeente Amsterdam.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant ontving bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande met een toeslag van 10%.
1.2. Bij besluit van 29 oktober 2009 heeft het College met toepassing van artikel 54, eerste lid, van de WWB het recht op bijstand van appellant met ingang van 1 november 2009 opgeschort, omdat appellant geen gehoor heeft gegeven aan de oproep om op 29 oktober 2009 op het kantoor van de Dienst Werk en Inkomen (hierna: DWI) te verschijnen voor een gesprek in het kader van een onderzoek naar de rechtmatigheid van de aan hem verleende bijstand. In dit besluit is appellant opgeroepen om op 2 november 2009 alsnog te verschijnen.
1.3. Bij besluit van 6 november 2009 heeft het College met toepassing van artikel 54, vierde lid, van de WWB de bijstand van appellant met ingang van 29 oktober 2009 ingetrokken, omdat appellant ook aan de oproep om op 2 november 2009 te verschijnen geen gehoor heeft gegeven.
1.4. Bij besluit van 4 december 2009 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 6 november 2009 gedeeltelijk gegrond verklaard en de datum van intrekking van de bijstand gewijzigd in 1 november 2009.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 4 december 2009 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep het volgende aangevoerd. Hij is Nederlander en zijn recht op bijstand mag niet zonder reden worden ingetrokken. Hij heeft alle gevraagde gegevens aan de DWI gegeven en heeft de DWI een brief gestuurd dat hij niet op de oproepen kon verschijnen in verband met het volgen van een opleiding voor rijinstructeur. Als hem al iets kan worden verweten, had het College de bijstand met 20% moeten verlagen in plaats van de bijstand in te trekken.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Ingevolge artikel 54, vierde lid, van de WWB kan het college, als de belanghebbende in het geval bedoeld in het eerste lid het verzuim niet herstelt binnen de daarvoor gestelde termijn, na het verstrijken van die termijn het besluit tot toekenning van bijstand met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort, intrekken.
4.2. Vaststaat dat appellant geen gebruik heeft gemaakt van de bij het besluit van 29 oktober 2009 gegeven mogelijkheid om zijn verzuim te herstellen door alsnog op 2 november 2009 te verschijnen op de oproep voor een gesprek bij de DWI. Het enkele feit dat appellant eerder alle gevraagde gegevens aan de DWI had gegeven, betekent niet dat hij geen gehoor had moeten geven aan de oproep, nu de bankafschriften aanleiding gaven om de inkomens-, woon- en leefsituatie van appellant nader te onderzoeken met het oog op de rechtmatigheid van de aan hem verleende bijstand. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij de DWI bij brief heeft meegedeeld dat hij verhinderd was op de oproep te verschijnen.
4.3. De Raad komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat het College bevoegd was om met toepassing van artikel 54, vierde lid, van de WWB de bijstand van appellant met ingang van 1 november 2009 in te trekken. Er is geen grond voor het oordeel dat het College niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken en, zoals appellant heeft aangevoerd, met een verlaging van de bijstand met 20% had moeten volstaan.
4.4. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs als voorzitter en A.B.J. van der Ham en M. Hillen als leden, in tegenwoordigheid van M.C. Nijholt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 december 2011.
(get.) E.J.M. Heijs.
(get.) M.C. Nijholt.
IJ