ECLI:NL:CRVB:2011:BU9894
Centrale Raad van Beroep
- Herziening
- Ch. van Voorst
- H.G. Rottier
- J.J.T. van den Corput
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WAO-uitkering
In deze zaak heeft verzoeker, wonende te [woonplaats], een verzoek ingediend om herziening van een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 september 2010, waarin de Raad de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 september 2009 heeft bevestigd. De rechtbank had geoordeeld dat de bestuursrechter bij de beoordeling van een betalingsbeslissing ter uitvoering van een gelegd beslag de geldigheid daarvan als gegeven dient te beschouwen. De Raad heeft in zijn eerdere uitspraak de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat de beslaglegging in de weg heeft gestaan aan het uitkeren van de WAO-uitkering door het Uwv aan verzoeker.
Tijdens de zitting op 16 november 2011 is verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Chedi, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. drs. F.A. Steeman. Verzoeker heeft in zijn verzoek om herziening aangevoerd dat hij het niet eens is met het gelegde beslag. De Raad heeft echter vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die voldoen aan de cumulatieve voorwaarden van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet. De Raad benadrukt dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, maar enkel voor het beoordelen van nieuwe feiten die niet eerder bekend waren.
Gelet op het vorenstaande heeft de Raad het verzoek om herziening afgewezen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling van één der partijen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 december 2011, door de voorzitter en de leden van de meervoudige kamer, in tegenwoordigheid van de griffier.