ECLI:NL:CRVB:2011:BU9886
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- H.G. Rottier
- J.J.T. van den Corput
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische grondslag van een re-integratietraject in het kader van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant, die als schoonmaker werkzaam was en vanwege gezondheidsklachten, waaronder rechterschouder- en lage rugklachten, arbeidsongeschikt is verklaard. Appellant heeft in 2008 een gesprek gehad met een verzekeringsarts, waarna een Plan van Aanpak (Pva) is opgesteld. Dit Pva werd later bijgesteld na een tweede gesprek in 2009, waarbij de verzekeringsarts concludeerde dat appellant nog steeds beperkt was in zijn werkzaamheden. Appellant maakte bezwaar tegen deze bijstelling, omdat hij zich niet in staat achtte om te re-integreren in passende werkzaamheden. Het bezwaar werd ongegrond verklaard door het Uwv, wat leidde tot een beroep bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde.
Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat zijn klachten waren toegenomen en dat hij niet kon deelnemen aan een re-integratietraject. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen nieuwe aanknopingspunten waren voor een ander oordeel over de medische grondslag van het bestreden besluit dan de rechtbank had gegeven. De Raad concludeerde dat zowel het primaire medische onderzoek als het onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig was uitgevoerd. De door appellant overgelegde gegevens boden geen nieuw licht op zijn medische situatie. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de proceskosten af.