ECLI:NL:CRVB:2011:BU9886

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-3568 SUWI
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de medische grondslag van een re-integratietraject in het kader van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant, die als schoonmaker werkzaam was en vanwege gezondheidsklachten, waaronder rechterschouder- en lage rugklachten, arbeidsongeschikt is verklaard. Appellant heeft in 2008 een gesprek gehad met een verzekeringsarts, waarna een Plan van Aanpak (Pva) is opgesteld. Dit Pva werd later bijgesteld na een tweede gesprek in 2009, waarbij de verzekeringsarts concludeerde dat appellant nog steeds beperkt was in zijn werkzaamheden. Appellant maakte bezwaar tegen deze bijstelling, omdat hij zich niet in staat achtte om te re-integreren in passende werkzaamheden. Het bezwaar werd ongegrond verklaard door het Uwv, wat leidde tot een beroep bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde.

Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat zijn klachten waren toegenomen en dat hij niet kon deelnemen aan een re-integratietraject. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen nieuwe aanknopingspunten waren voor een ander oordeel over de medische grondslag van het bestreden besluit dan de rechtbank had gegeven. De Raad concludeerde dat zowel het primaire medische onderzoek als het onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig was uitgevoerd. De door appellant overgelegde gegevens boden geen nieuw licht op zijn medische situatie. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de proceskosten af.

Uitspraak

10/3568 SUWI
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 10 mei 2010, 10/1416
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 28 december 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. F. Kellouh, advocaat te 's-Gravenhage, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 november 2011. Voor appellant is verschenen mr. C. Car, kantoorgenote van mr. Kellouh. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.L. Turnhout.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant was als schoonmaker voor 18,5 uur per week werkzaam bij [uitzendbureau]. Vanwege rechterschouderklachten en lage rugklachten is hij voor dat werk op 1 december 2008 uitgevallen. Op 16 januari 2009 heeft appellant een gesprek gehad met een verzekeringsarts. Naar aanleiding daarvan is een Plan van aanpak (Pva) opgesteld. Daarin is geconcludeerd dat appellant beperkt is ten aanzien van de belasting van zijn rechterarm en rug en hij daardoor arbeidsongeschikt is voor het eigen werk. Als re-integratiedoel is vooralsnog het eigen werk gesteld.
1.2. Vervolgens heeft appellant op 6 augustus 2009 opnieuw een gesprek met deze verzekeringsarts gehad. Daaruit kwam naar voren dat appellant ondanks fysiotherapeutische behandeling en een injectie met corticosteroïden nog steeds beperkt is ten aanzien van intensieve belasting van de rechterschouder. Op grond daarvan heeft de verzekeringsarts het re-integratiedoel aangepast en het dossier van appellant overgedragen aan een arbeidsdeskundige opdat kan worden gestart met re-integratie naar passend werk. Deze arbeidsdeskundige heeft op 19 oktober 2009 het Pva bijgesteld en appellant bij brief van 20 oktober 2009 daarvan in kennis gesteld.
1.3. Appellant heeft tegen de bijstelling van het Pva bezwaar gemaakt, omdat hij zich vanwege zijn verschillende gezondheidsklachten niet in staat acht om te re-integreren in passende werkzaamheden. In dit kader heeft appellant op 12 januari 2010 het spreekuur van een bezwaarverzekeringsarts bezocht. Deze arts is tot de conclusie gekomen dat de medische onderbouwing van de opvatting van de primaire verzekeringsarts in haar geheel kan worden gehandhaafd. Bij besluit van 13 januari 2010 (hierna: bestreden besluit) is het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het door appellant tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. Naar haar oordeel heeft het Uwv op zorgvuldige wijze de mogelijkheden van appellant in kaart gebracht en is niet gebleken dat het bijgestelde Pva die mogelijkheden te boven gaat.
3. Appellant heeft zich met de uitspraak van de rechtbank niet kunnen verenigen. In hoger beroep heeft hij opnieuw benadrukt dat hij veel pijn heeft in zijn schouder, heup en buikstreek en dat deze klachten in aantal en hevigheid zijn toegenomen. Bovendien heeft hij last van oververmoeidheid, omdat hij slecht slaapt. Appellant stelt zich op het standpunt dat het voor hem vanwege alle klachten niet mogelijk is om deel te nemen aan een re-integratietraject en wijst erop dat een eerdere deelname aan een dergelijk traject tot verslechtering van zijn klachten heeft geleid.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. In hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd vindt de Raad geen aanknopingspunten voor een ander oordeel over de medische grondslag van het bestreden besluit dan de rechtbank heeft gegeven. Ook naar het oordeel van de Raad is zowel het primaire medische onderzoek als het onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts voldoende zorgvuldig geweest. Naar blijkt uit het rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 12 januari 2010 heeft deze kennis genomen van het dossier en appellant op diezelfde datum, aansluitend op de hoorzitting gezien. Naar aanleiding daarvan heeft de bezwaarverzekeringsarts telefonisch overleg gehad met de huisarts van appellant. De door appellant in hoger beroep overgelegde gegevens werpen geen nieuw licht op de medische situatie van appellant op de datum in geding. De Raad onderschrijft de bevindingen van de bezwaarverzekeringsarts, zoals weergegeven in zijn rapportage van 12 november 2010, dat de door appellant aangeleverde stukken geen medische informatie bevatten die betrekking heeft op de ter beoordeling staande besluitvorming.
5. Uit hetgeen is overwogen onder 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter, H.G. Rottier en
J.J.T. van den Corput als leden, in tegenwoordigheid van N.S.A. El Hana als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 december 2011.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) N.S.A. El Hana.
KR