ECLI:NL:CRVB:2011:BU7952

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-604 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak inzake WW-dagloon en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 december 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van het WW-dagloon van appellant. Appellant had in hoger beroep dezelfde gronden aangevoerd als in de eerdere procedure bij de rechtbank. De rechtbank had in haar uitspraak van 23 december 2009 het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om het WW-dagloon vast te stellen op € 64,89 ongegrond verklaard. De Raad verwijst naar de overwegingen van de rechtbank en kan zich geheel vinden in haar beoordeling.

Appellant heeft betoogd dat de rechtbank niet op zijn gronden is ingegaan, maar de Raad oordeelt dat de rechtbank de ingediende gronden adequaat heeft besproken. De Raad concludeert dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de eerdere beoordeling van de rechtbank in twijfel trekken.

Daarnaast heeft de Raad overwogen dat appellant geen recht heeft op een kostenvergoeding in de bezwaarfase, omdat hij geen gebruik heeft gemaakt van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover deze is aangevochten, en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

10/604 WW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 23 december 2009, 08/5594 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 14 december 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.J.L.J. Duijsens, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2011. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.J. Grasmeijer.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een overzicht van de feiten en omstandigheden van belang in dit geding verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak.
2. Appellant heeft in hoger beroep de aangevallen uitspraak bestreden voor zover daarbij zijn beroep tegen het besluit van 3 maart 2009, waarbij het Uwv bij gewijzigde beslissing op bezwaar het zogenoemde WW-dagloon heeft vastgesteld op € 64,89, ongegrond is verklaard.
3.1. Appellant heeft in hoger beroep dezelfde gronden aangevoerd die hij ook reeds in beroep heeft aangevoerd. Appellant heeft naar deze gronden verwezen en gesteld dat de rechtbank niet op zijn gronden is ingegaan en dat het oordeel van de rechtbank onjuist is.
Appellant heeft zijn standpunt dat het oordeel van de rechtbank onjuist is onderbouwd met de verwijzing naar de in beroep ingediende gronden.
3.2. De Raad volgt appellant niet in zijn standpunt. De rechtbank heeft de in beroep ingediende gronden van appellant ter zake van het rekening houden met een vakantietoeslag en het loon over de nachtelijke uren, alsmede met de gronden die zien op de bedragen vermeld op de loonspecificaties, besproken en beoordeeld.
3.3. Uit hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd kan de Raad niet afleiden dat deze beoordeling niet juist is. De Raad kan zich geheel vinden in de beoordeling van de rechtbank en verwijst daarnaar.
4.1. De Raad voegt daaraan slechts toe dat appellant, anders dan hij meent, geen recht heeft op vergoeding van proceskosten tot een bedrag van € 644,-. Het beroep tegen het besluit van 3 maart 2009 is – gelet op hetgeen is overwogen in 3.2 en 3.3 – door de rechtbank terecht ongegrond verklaard. Voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten voor dit onderdeel van de procedure bestaat mitsdien geen aanleiding.
4.2. Het besluit van 3 maart 2009 behelst een wijziging van het besluit waarbij het WW-dagloon ten onrechte tot een lager bedrag was vastgesteld. In het kader van dat onderdeel van de procedure heeft mr. Duijsens slechts een beroepschrift ingediend, als gevolg waarvan appellant recht heeft op een vergoeding van proceskosten tot een bedrag van € 322,-. Deze vergoeding is hem reeds met het besluit van het Uwv van 3 maart 2009 toegekend. In de bezwaarfase had appellant geen recht op een kostenvergoeding omdat hij toen geen gebruik maakte van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Appellant is mitsdien niet tekort gedaan.
5.1. Gelet op hetgeen is overwogen in 3.1 tot en met 4.2 treft het hoger beroep geen doel en dient de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, te worden bevestigd.
5.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2011.
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) J.R. Baas
NK