ECLI:NL:CRVB:2011:BU5544
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- J. Brand
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Vaststelling vordering wegens meerinkomen in het kader van studiefinanciering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 november 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van een vordering wegens meerinkomen van appellant, die studiefinanciering ontving op basis van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had appellant een vordering opgelegd na controle van zijn bijverdiensten in 2007. Appellant had eerder studiefinanciering in de vorm van een basisbeurs en een OV-studentenkaart ontvangen. Na de controle stelde de Minister vast dat appellant meerinkomen had, wat leidde tot een vordering op hem. Appellant stelde dat de Minister het recht had verwerkt om deze vordering vast te stellen, omdat zijn prestatiebeurs was omgezet in een gift na het behalen van zijn diploma.
De Centrale Raad overwoog dat de vaststelling van meerinkomen geen invloed heeft op het recht op studiefinanciering, maar leidt tot een zelfstandige vordering op de studerende. De Raad benadrukte dat de vordering wegens meerinkomen losstaat van het recht op een prestatiebeurs en dat de omzetting van de prestatiebeurs in een gift niet in de weg staat aan het opleggen van een vordering op basis van artikel 3.17, zevende lid, van de Wsf 2000. De Raad verwees naar een eerdere uitspraak van 5 oktober 2007 ter ondersteuning van zijn oordeel.
De rechtbank Almelo had eerder het beroep van appellant tegen de beslissing van de Minister ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met T. Hoogenboom als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in aanwezigheid van griffier I.J. Penning. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.