ECLI:NL:CRVB:2011:BU2984

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/6573 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake terugvordering WGA-uitkering en ontvankelijkheid van het hoger beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellante ontving een loongerelateerde WGA-uitkering, maar het Uwv heeft deze uitkering herzien en een bedrag van € 8.512,28 teruggevorderd wegens te veel betaalde uitkering over de periode van 1 juni 2007 tot 1 september 2008. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij lijdt aan een vitamine B12 tekort, wat volgens haar meer beperkingen met zich meebrengt dan het Uwv heeft aangenomen.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 oktober 2011 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 16 september 2011 zijn partijen niet verschenen. De Raad heeft vastgesteld dat de gronden die in hoger beroep zijn aangevoerd, geen betrekking hebben op het bestreden besluit en op hetgeen de rechtbank daarover heeft overwogen. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een partij in de proceskosten van de andere partij te veroordelen.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J. Brand als voorzitter en C.W.J. Schoor en J.P.M. Zeijen als leden, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 28 oktober 2011.

Uitspraak

10/6573 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 22 juli 2010, 09/952
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 28 oktober 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A. van Deuzen, advocaat te Alkmaar, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Dit geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad op
16 september 2011. Partijen zijn – met kennisgeving – niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellante ontving in verband met haar ziekmelding met ingang van 4 oktober 2004 voor haar werk als eerste medewerkster hotel met ingang van 2 oktober 2006 een loongerelateerde WGA-uitkering. Het Uwv heeft bij besluit van 6 februari 2007 vastgesteld dat zij met ingang van 2 oktober 2008 geen recht meer had op deze uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht.
2.1. Het Uwv heeft bij besluit van 25 september 2008 in verband met inkomsten uit arbeid de in overweging 1 genoemde uitkering over de periode van 1 juni 2007 tot
1 september 2008 herzien al naar gelang van de omvang van die inkomsten in de betreffende maanden in die periode. Bij besluit van 27 oktober 2008 heeft het Uwv de in bedoelde periode teveel betaalde WGA-uitkering ten bedrage van € 8.512,28 van appellante teruggevorderd.
2.2. Bij besluit van 23 februari 2009 heeft het Uwv naar aanleiding van het bezwaar van appellante tegen de beide in overweging 2.1 vermelde besluiten het terugvorderingsbedrag gesteld op € 8.076,86 bruto.
3. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het besluit van 23 februari 2009 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank haar oordeel gegeven over zowel de bij het bestreden besluit gehandhaafde herziening als de daarbij aangepaste terugvordering.
4.1. In hoger beroep heeft de gemachtigde van appellante aangevoerd dat haar toenmalige gemachtigde ter zitting van de rechtbank op 10 juni 2010 namens appellante het woord heeft gevoerd, dat op 20 oktober 2010 van de zijde van de rechtbank telefonisch is meegedeeld dat op 22 juli 2010 uitspraak is gedaan, dat deze rechtstreeks naar appellante is verzonden en dat op 5 november 2010 door haar huidige gemachtigde de aangevallen uitspraak is ontvangen, waarna op dezelfde dag hoger beroep is ingesteld.
4.2. Wat betreft de aangevallen uitspraak heeft de gemachtigde bij brief van
10 maart 2011 aangevoerd dat appellante lijdt aan een vitamine B12 tekort en dat zij in verband daarmee meer beperkingen heeft dan door het Uwv is aangenomen.
5.1. Wat betreft de ontvankelijkheid van het hoger beroep stelt de Raad vast dat uit de gedingstukken blijkt dat de aangevallen uitspraak niet aan de toenmalige gemachtigde van appellante, die zich op 28 mei 2010 als zodanig heeft gesteld, is verzonden. De Raad stelt voorts – in lijn met zijn vaste rechtspraak, zoals die naar voren komt uit bijvoorbeeld zijn uitspraken van 2 oktober 2003 (LJN AO5099) en van 2 mei 2006 (LJN AX2439) en op basis van de in hoger beroep door de huidige gemachtigde van appellante gepresenteerde gang van zaken zoals weergegeven in overweging 4.1 – vast dat haar huidige gemachtigde dadelijk na ontvangst van de aangevallen uitspraak en derhalve tijdig hoger beroep heeft ingesteld. Appellante is derhalve ontvankelijk in haar hoger beroep.
5.2. Wat betreft de in hoger beroep aangevoerde gronden tegen de aangevallen uitspraak stelt de Raad vast dat deze geen betrekking hebben op het bestreden besluit en op hetgeen de rechtbank daarover heeft overwogen en geoordeeld. Deze gronden kunnen ook op geen enkele wijze in verband worden gebracht met hetgeen is neergelegd in het bestreden besluit en de aangevallen uitspraak.
5.3. Overweging 5.2 leidt de Raad tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling van een partij in de proceskosten van een andere partij ziet de Raad ten slotte geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en C.W.J. Schoor en J.P.M. Zeijen als leden, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2011
(get.) J. Brand
(get.) I.J. Penning.
IvR