ECLI:NL:CRVB:2011:BU2075
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van procesbelang in hoger beroep inzake bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 oktober 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die sinds 19 juli 1999 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De appellant had in eerste instantie een ontheffing van arbeidsverplichtingen gekregen van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden voor de periode van 1 augustus 2007 tot 1 augustus 2008. Na afloop van deze periode heeft de rechtbank het beroep van de appellant tegen een besluit van 17 juni 2008 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de periode van ontheffing was verstreken zonder dat dit voor de appellant nadelige gevolgen had. Hierdoor ontbrak het procesbelang voor de appellant om verder te procederen.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat hij wel degelijk procesbelang had, omdat hij bemiddeld wilde worden naar een passende functie en verzocht had om zijn bijstandsuitkering te verhogen tot € 1.700,-- netto totdat hem een dergelijke functie zou worden aangeboden. De Raad heeft echter geoordeeld dat het besluit van 17 juni 2008 enkel betrekking had op de tijdelijke ontheffing van de arbeidsverplichtingen en dat de appellant met zijn beroep bij de rechtbank niet had kunnen bereiken wat hij voor ogen had, aangezien het besluit niet op zijn verzoek tot verhoging van de bijstandsuitkering betrekking had.
De Centrale Raad van Beroep heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met A.B.J. van der Ham als voorzitter en W.F. Claessens en E.J. Govaers als leden, in aanwezigheid van griffier I. Mos.