ECLI:NL:CRVB:2011:BU2075

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-2407 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van procesbelang in hoger beroep inzake bijstandsverlening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 oktober 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die sinds 19 juli 1999 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De appellant had in eerste instantie een ontheffing van arbeidsverplichtingen gekregen van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden voor de periode van 1 augustus 2007 tot 1 augustus 2008. Na afloop van deze periode heeft de rechtbank het beroep van de appellant tegen een besluit van 17 juni 2008 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de periode van ontheffing was verstreken zonder dat dit voor de appellant nadelige gevolgen had. Hierdoor ontbrak het procesbelang voor de appellant om verder te procederen.

In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat hij wel degelijk procesbelang had, omdat hij bemiddeld wilde worden naar een passende functie en verzocht had om zijn bijstandsuitkering te verhogen tot € 1.700,-- netto totdat hem een dergelijke functie zou worden aangeboden. De Raad heeft echter geoordeeld dat het besluit van 17 juni 2008 enkel betrekking had op de tijdelijke ontheffing van de arbeidsverplichtingen en dat de appellant met zijn beroep bij de rechtbank niet had kunnen bereiken wat hij voor ogen had, aangezien het besluit niet op zijn verzoek tot verhoging van de bijstandsuitkering betrekking had.

De Centrale Raad van Beroep heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met A.B.J. van der Ham als voorzitter en W.F. Claessens en E.J. Govaers als leden, in aanwezigheid van griffier I. Mos.

Uitspraak

09/2407 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 17 maart 2009, 08/5757 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden (hierna: College)
Datum uitspraak: 25 oktober 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2011. Appellant is niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Groenewegen, werkzaam bij de gemeente Leiden.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant ontvangt sinds 19 juli 1999 bijstand, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Bij besluit van 27 augustus 2007, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 17 juni 2008, heeft het College appellant op grond van persoonlijke omstandigheden ontheffing verleend van de arbeidsverplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de WWB voor de periode van 1 augustus 2007 tot 1 augustus 2008.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 17 juni 2008 niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een procesbelang. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de periode waarvoor ontheffing was verleend was verstreken zonder dat dit voor appellant nadelige gevolgen heeft gehad en dat gelet daarop een uitspraak op het beroep voor appellant geen feitelijke betekenis meer kan hebben.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij wel een procesbelang had bij de beoordeling van zijn beroep. In dit verband heeft appellant er - samengevat - op gewezen, dat hij in beroep heeft betoogd dat hij bemiddeld wilde worden naar een voor hem passende functie en in verband daarmee had verzocht zijn bijstandsuitkering te verhogen tot € 1.700,-- netto totdat hem een dergelijke functie zou worden aangeboden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad stelt vast dat het besluit van 17 juni 2008 uitsluitend de tijdelijke ontheffing van de arbeidsverplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de WWB betreft. De Raad is, gelet op de onder 3 vermelde gronden, van oordeel dat appellant reeds daarom niet met zijn beroep bij de rechtbank daadwerkelijk had kunnen bereiken wat hem voor ogen stond, omdat het besluit van 17 juni 2008 daar niet op ziet. Gelet hierop slaagt het hoger beroep niet, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham als voorzitter en W.F. Claessens en E.J. Govaers als leden, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2011.
(get.) A.B.J. van der Ham.
(get.) I. Mos.
HD