ECLI:NL:CRVB:2011:BU1913
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering op basis van onvoldoende arbeidsongeschiktheid en medische grondslag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin zijn aanvraag voor een Wajong-uitkering werd afgewezen. Appellant, geboren in 1991, had op 2 september 2009 een Wajong-uitkering aangevraagd, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze op basis van het feit dat hij op de datum waarop hij 18 jaar werd, niet 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt was en na die periode niet ten minste voor 25% arbeidsongeschikt was. Appellant betoogde dat zijn therapieresistente acrovesiculeus hand- en voeteczeem hem volledig ongeschikt maakte voor administratieve functies, maar de Raad oordeelde dat de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit de rechterlijke toets kon doorstaan. De Raad concludeerde dat appellant geschikt werd geacht voor functies zoals boekhouder en administratief medewerker, ondanks zijn gebrek aan affiniteit met deze functies. De Raad verwierp het hoger beroep van appellant, oordeelde dat de medische rapportages zorgvuldig waren en dat er geen reden was om aan de geschiktheid van de functies te twijfelen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met J. Brand als voorzitter. De Raad veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1773,20 bedroegen, en bepaalde dat het Uwv het betaalde griffierecht van € 152,-- aan appellant diende te vergoeden.