ECLI:NL:CRVB:2011:BU1906
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.P.J. Goorden
- J.J.T. van den Corput
- F.A.M. Stroink
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op WIA-uitkering en beëindiging van ziekengeld bij appellante met CVS/ME
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de beëindiging van de ziekengelduitkering en de afwijzing van de WIA-aanvraag van appellante. Appellante, die sinds 2001 als administratief medewerkster werkte, meldde zich in 2006 ziek vanwege vermoeidheidsklachten en zwangerschapsgerelateerde klachten. Na beëindiging van haar dienstverband ontving zij tijdelijk een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg, maar meldde zich opnieuw ziek in 2007. De verzekeringsarts concludeerde dat appellante beperkingen had door een chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS) en andere klachten, maar oordeelde dat zij geschikt was voor haar eigen werk. Het Uwv beëindigde haar ziekengeld per 5 juni 2008, wat appellante aanvocht.
De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende zorgvuldig onderzoek had verricht en dat de beperkingen van appellante adequaat waren vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Appellante stelde dat haar beperkingen als gevolg van CVS/ME niet goed waren ingeschat en dat er ook sprake was van fibromyalgie, maar de Raad vond geen medische onderbouwing voor deze stellingen. De Raad bevestigde dat appellante de wachttijd van 104 weken voor de WIA-uitkering niet had doorlopen, waardoor zij geen recht had op deze uitkering. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werden geen termen gezien voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak voor appellanten om hun claims met voldoende medische gegevens te onderbouwen. De Raad concludeerde dat de beëindiging van de ZW-uitkering en de afwijzing van de WIA-aanvraag terecht waren.