ECLI:NL:CRVB:2011:BU1587
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- J.N.A. Bootsma
- E.J.M. Heijs
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstand na intrekking wegens overschrijding vakantietermijn en detentieperiodes
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstandsuitkeringen door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam aan appellant, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De terugvordering vond plaats na de intrekking van de bijstand over een periode waarin appellant de toegestane vakantietermijn in het buitenland had overschreden en tijdens periodes van detentie. Appellant had geen aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor woonlasten tijdens zijn detentie, wat volgens het buitenwettelijk beleid van het College noodzakelijk was.
De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant tegen de beslissing van het College ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellant aan dat de volledige terugvordering onterecht was, omdat hij mogelijk recht had op bijzondere bijstand voor woonkosten tijdens zijn detentie. Daarnaast stelde hij dat er dringende redenen waren om van de terugvordering af te zien, vanwege de lichamelijke en psychische gevolgen die hij ondervond door de terugvordering.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het College terecht geen aanleiding had gezien om de terugvordering te verlagen, aangezien appellant geen aanvraag had ingediend voor bijzondere bijstand. Ook werd geoordeeld dat de door appellant aangevoerde gezondheidsklachten niet voldoende waren om te concluderen dat er dringende redenen waren om van de terugvordering af te zien. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees de vordering van appellant af.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar uitspraken op 18 oktober 2011.