ECLI:NL:CRVB:2011:BU1247

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-5652 WAO-W + 11-3510 WAO-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om wraking van rechter in bestuursrechtelijke zaak

In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 24 oktober 2011, werd een verzoek om wraking afgewezen. Het verzoeker had op 4 oktober 2011 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. J. Brand, die de zaak behandelde. Dit verzoek werd behandeld tijdens een zitting op 19 oktober 2011, waarbij verzoeker in persoon aanwezig was. De wraking was gebaseerd op verschillende gronden, waaronder het feit dat de rechter geen toegang had tot het volledige dossier en dat verzoeker vond dat de rechter de bewijslast ten onrechte bij hem had gelegd. Verzoeker stelde ook dat de rechter vooringenomen was en niet onafhankelijk had opgetreden tijdens de behandeling van zijn hoger beroep op 10 juni 2011.

De Raad overwoog dat een wrakingsgrond moet voortkomen uit feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de rechter die de zaak behandelt. Veel van de door verzoeker aangevoerde punten betroffen echter andere personen en konden niet worden aangemerkt als feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar zouden kunnen brengen. De Raad benadrukte dat wraking niet bedoeld is als een rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen. De Raad concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid of een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter. Daarom werd het verzoek om wraking afgewezen.

De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met B.M. van Dun als voorzitter en J. Riphagen en J.J.T. van den Corput als leden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

10/5652 WAO-W + 11/3510 WAO-W
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het verzoek op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, gedaan door:
[Verzoeker], wonende te [woonplaats] (verzoeker).
Datum uitspraak: 24 oktober 2011
I. PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft bij schrijven van 4 oktober 2011 een verzoek om wraking van mr. J. Brand (rechter) ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van de Raad van 19 oktober 2011, waar verzoeker in persoon is verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Het verzoek om wraking is ingediend naar aanleiding van de behandeling van een door verzoeker ingesteld hoger beroep ter zitting van 10 juni 2011 door de rechter als lid van de enkelvoudige kamer van de Raad, waar is besloten tot schorsing van het onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd.
1.2. Verzoeker heeft, kort samengevat, zijn verzoek doen steunen op de volgende gronden: de rechter heeft geen kennis kunnen nemen van het volledige dossier omdat er stukken uit het dossier zijn gehaald en delen van het dossier onleesbaar waren gemaakt; verzoeker moet steeds wachten op andere uitspraken – bijvoorbeeld tot het al dan niet samenvoegen van zaken – waardoor het allemaal veel te lang duurt en een voor hem onoverzichtelijke situatie is ontstaan; de rechter heeft steeds ten onrechte de bewijslast bij verzoeker gelegd en het onderzoek ten onrechte voor onbepaalde tijd geschorst; ten onrechte is in het proces-verbaal van de zitting vermeld dat A.M. Bode optrad als gemachtigde van verzoeker en is het proces-verbaal niet ondertekend door de rechter; mr. Huijzer van het Uwv komt de ter zitting van 10 juni 2011 gemaakte afspraak niet na om met verzoeker in overleg te treden. Verzoeker heeft hieraan de conclusie verbonden dat de rechter vooringenomen en niet onafhankelijk heeft opgetreden bij de behandeling van het geding op 10 juni 2011.
2. De Raad overweegt het volgende.
2.1. In artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2. Een wrakingsgrond dient gelegen te zijn in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de (persoon van de) rechter die de zaak behandelt.
2.3. Een aantal van de door verzoeker genoemde gedragingen betreffen andere personen dan de rechter. Die gedragingen kunnen niet worden aangemerkt als feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Voor het overige is het wrakingsverzoek gericht tegen (veronderstelde) procedurele beslissingen van de rechter in het geding van verzoeker. Ingevolge vaste rechtspraak (CRvB 3 december 2010, LJN BO6452) is wraking niet bedoeld als rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen en kunnen deze beslissingen slechts leiden tot toewijzing van een wrakingsverzoek als uit de procedurele beslissingen blijkt van vooringenomenheid van de rechter die deze beslissingen heeft genomen. Daarvan is naar het oordeel van de Raad in dit geval geen sprake.
2.4. Uit de overigens door verzoeker naar voren gebrachte feiten en omstandigheden leidt de Raad af dat ten aanzien van de rechter geenszins sprake is geweest van vooringenomenheid of van een gebrek aan rechterlijke onpartijdigheid.
3. Uit het gestelde in 2.3 en 2.4 volgt dat het verzoek om wraking moet worden afgewezen.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om wraking af.
Deze uitspraak is gedaan door B.M. van Dun als voorzitter en J. Riphagen en J.J.T. van den Corput als leden, in tegenwoordigheid van L. van Eijndthoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2011.
(get.) B.M. van Dun.
(get.) L. van Eijndthoven.
IvR