ECLI:NL:CRVB:2011:BT8816

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-876 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de indicatiestelling voor persoonlijke verzorging onder de AWBZ

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de erven van een overleden betrokkene tegen een uitspraak van de rechtbank Assen. De betrokkene had CIZ verzocht om de indicatie voor zorg aan te passen op basis van een verslechtering van haar medische situatie. CIZ had de indicatie vastgesteld op persoonlijke verzorging klasse 8, wat neerkomt op 20 tot 24.9 uren per week, plus 15 uren additionele zorg. De appellanten waren van mening dat deze indicatie niet voldeed aan de feitelijk benodigde zorg en hebben hiertegen bezwaar aangetekend.

De rechtbank heeft het beroep van de appellanten gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. De rechtbank oordeelde dat de appellanten niet met objectieve, verifieerbare gegevens hadden aangetoond dat de indicatiestelling niet aansloot bij de feitelijk benodigde zorg. De appellanten hebben vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Tijdens de zitting heeft de Raad voor de Rechtspraak de gedingstukken en het verhandelde ter zitting beoordeeld. De Raad kwam tot de conclusie dat er geen aanleiding was om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank in de aangevallen uitspraak. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 19 oktober 2011 door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

10/876 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de erven van [betrokkene], gewoond hebbende te [woonplaats], (hierna: appellanten)
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 14 januari 2010, 09/583 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen:
appellanten
en
de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg, gevestigd te Driebergen, (hierna: CIZ)
Datum uitspraak: 19 oktober 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellanten hebben hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juli 2011. Appellanten zijn niet verschenen. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.E. Heuvelman.
II. OVERWEGINGEN
1.1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.2. Bij brief van 11 december 2008 heeft wijlen [betrokkene] (overleden [in] 2009, hierna: betrokkene) CIZ verzocht de indicatie voor aan haar te verlenen zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten aan te passen aan de verslechtering van haar medische situatie. In de bijlage bij deze brief is een berekening opgenomen van de voor de persoonlijke verzorging van betrokkene noodzakelijke tijd, die uitkomt op 67.2 uren per week.
1.3. Bij besluit van 20 januari 2009 heeft CIZ de indicatie voor de periode van 16 december 2008 tot 16 december 2009 vastgesteld op persoonlijke verzorging klasse 8 (20 tot 24.9 uren per week) plus 15 uren additionele zorg.
1.4. Bij besluit van 29 juli 2009 heeft CIZ het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 20 januari 2009 ongegrond verklaard. Daarbij is aangegeven dat de situatie van betrokkene is voorgelegd aan de medisch adviseur van CIZ, M.J. Zandstra. Zandstra heeft aangegeven dat er geen aanleiding is af te wijken van de voor persoonlijke verzorging gehanteerde normtijden.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellanten tegen het besluit van 29 juli 2009 gegrond verklaard, het besluit van 29 juli 2009 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. Daarbij heeft de rechtbank geoordeeld dat appellanten niet met objectieve, verifieerbare gegevens hebben aangetoond dat de indicatiestelling, uitgaande van het systeem van normtijden niet aansloot bij de feitelijk benodigde zorg.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd.
4.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2. De gedingstukken en het verhandelde ter zitting geven de Raad geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank in de aangevallen uitspraak. De Raad verenigt zich met de overwegingen van die uitspraak en maakt die tot de zijne.
4.3. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en H.J. de Mooij en M. Hillen als leden, in tegenwoordigheid van J. van Dam als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2011.
(get.) R.M. van Male.
(get.) J. van Dam.
NW