ECLI:NL:CRVB:2011:BR6676

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/1174 WAO + 10/6959 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken procesbelang in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. C.A.J. de Roy van Zuydewijn, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht. De rechtbank had op 12 januari 2010 een uitspraak gedaan in een geschil tussen appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Centrale Raad van Beroep heeft op 2 september 2011 uitspraak gedaan.

Tijdens de procedure heeft het Uwv op 21 december 2010 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarover de Raad ook een oordeel heeft gegeven. Appellant heeft zich met deze nieuwe beslissing kunnen verenigen, wat leidde tot de conclusie dat er geen inhoudelijk geschil meer bestond tussen partijen. Hierdoor heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.

De Raad heeft tevens geoordeeld dat het Uwv moet worden veroordeeld in de kosten die appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 644,- in beroep en € 874,- in hoger beroep. Daarnaast is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van wettelijke rente over de na te betalen uitkering. De uitspraak is openbaar gedaan en de kostenveroordeling is vastgesteld op een totaalbedrag van € 1518,--, inclusief het griffierecht van € 151,-- dat het Uwv aan appellant moet vergoeden.

Uitspraak

10/1174 WAO + 10/6959 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 12 januari 2010, 09/1168 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 2 september 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. C.A.J. de Roy van Zuydewijn, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Het Uwv heeft op 21 december 2010 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 24 december 2010 heeft de Raad besloten tevens een oordeel te geven over het besluit van 21 december 2010. Deze zaak is geregistreerd onder nummer 10/6959 WAO.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 7 januari 2011. Namens appellant is verschenen mr. de Roy van Zuydewijn en namens het Uwv mr. M. Sluijs. Na het onderzoek ter zitting heeft de Raad het onderzoek heropend en het Uwv nadere vragen voorgelegd.
Het Uwv heeft op 26 mei 2011 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 30 mei 2011 is namens appellant verzocht om vergoeding van de gemaakte kosten en de wettelijke rente.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Met de nieuwe beslissing op bezwaar van 26 mei 2011 heeft het Uwv opnieuw op het bezwaar van appellant beslist. Appellant heeft de Raad bericht dat hij zich met de nieuwe beslissing op bezwaar van 26 mei 2011 kan verenigen en verzocht om vergoeding van de gemaakte kosten en wettelijke rente.
Nu er tussen partijen geen door de Raad te beslechten inhoudelijk geschil meer bestaat, moet het hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
De Raad wijst het verzoek van appellant toe om het Uwv te veroordelen in de vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering. Wat betreft de wijze waarop het Uwv de rente dient te berekenen, verwijst de Raad naar zijn uitspraak van
1 november 1995, LJN ZB1495, gepubliceerd in JB 1995, 314.
De Raad ziet aanleiding om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op een bedrag van € 644,- in beroep en op een bedrag van € 874,- in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet ontvankelijk;
Veroordeelt het Uwv tot vergoeding van wettelijke rente als hiervoor is aangegeven;
Veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 1518,--.
Bepaalt dat het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 151,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 september 2011.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen.
NW