ECLI:NL:CRVB:2011:BR6114
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van psychische klachten en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin de rechtbank het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft bevestigd. Het Uwv had op 11 december 2008 besloten om appellant met ingang van 1 november 2007 niet in aanmerking te brengen voor een WAO-uitkering, omdat hij minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de psychische klachten niet op de juiste wijze zijn meegewogen door de verzekeringsartsen in hun beoordeling van zijn belastbaarheid.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 26 augustus 2011 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de psychische klachten van appellant door de verzekeringsartsen adequaat zijn meegewogen. Het rapport van neuropsychologisch onderzoek dat appellant heeft ingediend, is niet relevant voor de datum in geding en voldoet niet aan de vereisten die in eerdere jurisprudentie zijn gesteld. De Raad benadrukt dat de conclusies van neuropsychologisch onderzoek moeten worden ondersteund door een medisch-specialistisch rapport, waaruit blijkt dat de vastgestelde cognitieve deficiënties zijn terug te voeren op medisch vastgestelde stoornissen.
De Raad volgt het standpunt van appellant niet dat er een medisch onderzoek door een deskundige nodig was. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van R.L. Venneman als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.