ECLI:NL:CRVB:2011:BR5557

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2526 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling bijzondere bijstand voor tandartskosten en buitenwettelijk begunstigend beleid

In deze zaak gaat het om de vaststelling van bijzondere bijstand voor tandartskosten, waarbij het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem een aanvraag van appellant gedeeltelijk heeft afgewezen. Appellant had bijzondere bijstand aangevraagd voor tandheelkundige behandelingen tot een totaalbedrag van € 475,40. Het College kende echter slechts een bedrag van € 34,81 toe, terwijl de rest van de aanvraag werd afgewezen. De reden voor de afwijzing was dat appellant volgens het beleid van het College niet in aanmerking kwam voor het volledige bedrag, omdat hij volgens de gemeentelijke richtlijnen een (tweesterren)tandartsverzekering had moeten afsluiten.

De rechtbank Haarlem verklaarde het beroep van appellant tegen de afwijzing ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging. In hoger beroep voerde appellant aan dat het onbegrijpelijk was waarom zijn aanvraag gedeeltelijk was afgewezen, vooral omdat hij zich niet aanvullend kon verzekeren. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het College op basis van artikel 15 en 16 van de Wet werk en bijstand (WWB) niet de bevoegdheid had om de aanvraag van appellant volledig toe te wijzen. Het College had de aanvraag beoordeeld aan de hand van zijn beleid, dat stelt dat eigen bijdragen voor tandartskosten tot een maximum van € 170,00 per kalenderjaar vergoed kunnen worden.

De Raad kwalificeerde het beleid van het College als buitenwettelijk begunstigend beleid en stelde vast dat het College de aanvraag van appellant in overeenstemming met zijn beleid had behandeld. De Raad oordeelde dat de beperkte toetsing niet toelaat dat de stelling van appellant dat hij als ex-asielzoeker niet aanvullend kon verzekeren, in deze zaak verder wordt beoordeeld. Uiteindelijk bevestigde de Raad de aangevallen uitspraak van de rechtbank, waardoor de gedeeltelijke afwijzing van de aanvraag door het College in stand bleef.

Uitspraak

10/2526 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 17 maart 2010, 09/5668 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem (hierna: College)
Datum uitspraak: 16 augustus 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.G. Fischer, advocaat te Haarlem, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met het onderzoek in de zaken met reg.nrs. 09/4017 WWB, 10/1851 WWB en 10/2901 WWB, plaatsgevonden op 24 mei 2011.
Voor appellant is verschenen mr. Fischer. Het College heeft zich niet laten vertegenwoordigen. Na de sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de gevoegde zaken weer gesplitst. Thans wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij brief van 21 maart 2009, aangevuld met een formulier van 6 april 2009, heeft mr. Fischer namens appellant bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van tandheelkundige behandelingen tot een totaal bedrag van € 475,40.
1.2. Bij besluit van 19 juni 2009 heeft het College aan appellant meegedeeld dat aan hem bijzondere bijstand wordt toegekend voor tandartskosten ten bedrage van € 34,81. Voor het overige bedrag van € 440,59 is de aanvraag afgewezen.
1.3. Bij besluit van 11 november 2009 heeft het College het tegen het besluit van 19 juni 2009 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het besluit van 11 november 2009 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft aangevoerd dat het onbegrijpelijk is waarom de aanvraag gedeeltelijk is afgewezen. Hij heeft er in dit verband op gewezen dat hij zich niet aanvullend kon verzekeren.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Tussen partijen is niet (langer) in geschil dat het College op grond van artikel 15, eerste lid, van de WWB en artikel 16 van de WWB niet de bevoegdheid toekwam de aanvraag van appellant in te willigen.
4.2. Het College heeft de aanvraag mede beoordeeld aan de hand van zijn beleid. Volgens dat beleid kunnen personen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand zoals bedoeld in artikel 35 van de WWB ook al is er sprake van een toereikende en passende voorliggende voorziening, als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de WWB. Op grond van dit beleid worden de eigen bijdragen voor tandartskosten vergoed tot een maximum van € 170,00 per kalenderjaar. De eigen bijdrage is het bedrag dat niet door de verzekeraar zou zijn vergoed, indien appellant, volgens de gemeentelijke richtlijnen, een (tweesterren)tandartsverzekering bij de verzekeraar zou hebben afgesloten. Volgens het College komt appellant op grond van dit beleid in aanmerking voor vergoeding van de eigen bijdrage, die in totaal € 34,81 bedraagt.
4.3. De Raad kwalificeert dit beleid als buitenwettelijk begunstigend beleid. Volgens vaste rechtspraak van de Raad wordt een dergelijk beleid als gegeven aanvaard en dient de door de bestuursrechter te verrichten toetsing zich te beperken tot de vraag of het beleid op consistente wijze is toegepast. De Raad stelt vast dat het College de aanvraag van appellant in overeenstemming met zijn beleid gedeeltelijk heeft toegewezen en gedeeltelijk heeft afgewezen. Appellant heeft gesteld dat hij zich als ex-asielzoeker niet aanvullend heeft kunnen verzekeren en dat hem daarom in afwijking van het beleid het maximale bedrag van € 170,-- per kalenderjaar moet worden vergoed. Gelet op de beperkte toetsing komt de Raad aan de beoordeling van deze stelling niet toe.
4.4. Hetgeen in 4.1 tot en met 4.3 is overwogen betekent dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman als voorzitter en J.N.A. Bootsma en O.L.H.W.I. Korte als leden, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2011.
(get.) J.J.A. Kooijman.
(get.) R.L.G. Boot.
HD