ECLI:NL:CRVB:2011:BR5260
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- C.P.J. Goorden
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen het uitblijven van besluiten op bezwaar inzake Ziektewet en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 14 april 2010, waarin de rechtbank de beroepen ongegrond heeft verklaard. Appellant had bezwaar gemaakt tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 8 juni en 19 juni 2007, waarbij zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) werd verlaagd en hem werd meegedeeld dat hij een bedrag van € 26.270,- teveel aan ziekengeld had ontvangen. In zijn brief van 13 juli 2007 gaf appellant aan akkoord te gaan met de besluiten, maar stelde hij dat deze moesten worden aangepast aan de uitkomst van een andere procedure. Hij verzocht de brief als bezwaarschrift te beschouwen, mocht het Uwv niet tot aanpassing overgaan.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv de brief van 13 juli 2007 terecht niet als bezwaarschrift heeft aangemerkt. De Raad stelt vast dat appellant in die brief zich volledig met de besluiten kon verenigen en dat de toekomstige gebeurtenis die appellant aanvoerde om de brief als bezwaarschrift te laten gelden, niet heeft plaatsgevonden. Hierdoor kon de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar niet beginnen te lopen. De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank dat het Uwv geen besluiten op bezwaar heeft hoeven nemen en wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat appellant niet heeft aangetoond immateriële schade te hebben geleden.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en er worden geen proceskosten aan de zijde van appellant toegewezen. De uitspraak is openbaar gedaan op 17 augustus 2011.