ECLI:NL:CRVB:2011:BR4910
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Opschorting van bijstandsuitkering en de verantwoordelijkheden van de belanghebbende bij het afhalen van aangetekende post
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank het beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel ongegrond heeft verklaard. Appellant ontving sinds 21 februari 2006 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand. Het College had de bijstand van appellant verlaagd en later ingetrokken, omdat hij niet was verschenen op een afspraak. Appellant betwistte de ontvangst van een aangetekende brief van 30 september 2008, waarin hij werd opgeroepen voor een sollicitatiegesprek. Hij stelde dat hij nooit een kennisgeving van de postbesteller had ontvangen en dat de postbesteller een fout had gemaakt.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat, wanneer een poststuk aangetekend is verzonden en de belanghebbende de ontvangst ontkent, het noodzakelijk is om te onderzoeken of het stuk op regelmatige wijze is aangeboden. De Raad concludeerde dat het niet ophalen van het poststuk bij het postkantoor voor rekening en risico van de belanghebbende komt. Appellant had geen feiten aangedragen die redelijkerwijs konden doen twijfelen aan de stelling dat het afhaalbericht was achtergelaten. De Raad benadrukte dat het lang(er) wachten met het afhalen van een aangetekend poststuk tot de eigen verantwoordelijkheid van de belanghebbende behoort.
Uiteindelijk bevestigde de Raad de aangevallen uitspraak van de rechtbank, waarbij het hoger beroep van appellant werd afgewezen. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 9 augustus 2011, na een zitting op 28 juni 2011, waar appellant en zijn advocaat aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het College.