ECLI:NL:CRVB:2011:BR4910

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-634 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opschorting van bijstandsuitkering en de verantwoordelijkheden van de belanghebbende bij het afhalen van aangetekende post

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank het beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel ongegrond heeft verklaard. Appellant ontving sinds 21 februari 2006 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand. Het College had de bijstand van appellant verlaagd en later ingetrokken, omdat hij niet was verschenen op een afspraak. Appellant betwistte de ontvangst van een aangetekende brief van 30 september 2008, waarin hij werd opgeroepen voor een sollicitatiegesprek. Hij stelde dat hij nooit een kennisgeving van de postbesteller had ontvangen en dat de postbesteller een fout had gemaakt.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat, wanneer een poststuk aangetekend is verzonden en de belanghebbende de ontvangst ontkent, het noodzakelijk is om te onderzoeken of het stuk op regelmatige wijze is aangeboden. De Raad concludeerde dat het niet ophalen van het poststuk bij het postkantoor voor rekening en risico van de belanghebbende komt. Appellant had geen feiten aangedragen die redelijkerwijs konden doen twijfelen aan de stelling dat het afhaalbericht was achtergelaten. De Raad benadrukte dat het lang(er) wachten met het afhalen van een aangetekend poststuk tot de eigen verantwoordelijkheid van de belanghebbende behoort.

Uiteindelijk bevestigde de Raad de aangevallen uitspraak van de rechtbank, waarbij het hoger beroep van appellant werd afgewezen. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 9 augustus 2011, na een zitting op 28 juni 2011, waar appellant en zijn advocaat aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het College.

Uitspraak

10/634 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 18 december 2009, 09/773 ((hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel (hierna: College)
Datum uitspraak: 9 augustus 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.H. Beek, advocaat te Capelle aan den IJssel, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2011. Appellant is in persoon verschenen, bijgestaan door
mr. Beek. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Boxel, werkzaam bij de gemeente Capelle aan den IJssel.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant ontvangt sinds 21 februari 2006 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand. Bij besluit van 28 augustus 2008 heeft het College de bijstand van appellant verlaagd met 100% voor de duur van een maand, op de grond dat appellant niet is verschenen op een afspraak op 19 augustus 2008.
1.2. Bij brief van 24 september 2008 heeft het College appellant opgeroepen voor een sollicitatiegesprek op
29 september 2008 voor een baan bij JOB112. Nadat appellant niet op de afspraak was verschenen, heeft het College zowel bij reguliere als bij aangetekende brief van 30 september 2008 de bijstand van appellant opgeschort en appellant opnieuw opgeroepen voor een afspraak op 13 oktober 2008.
1.3. Bij besluit van 4 november 2008 heeft het College de bijstand van appellant met ingang van 1 oktober 2008 ingetrokken en voor de duur van twee maanden verlaagd met 100% voor het geval appellant in de toekomst weer voor bijstand in aanmerking komt.
1.4. Bij besluit van 22 december 2008 heeft het College het besluit van 4 november 2008 ingetrokken en de bijstand van appellant vanaf 1 oktober 2008 onverkort voortgezet.
Voorts heeft het College, voor zover in dit geding van belang, met ingang van 1 november 2008 de bijstand van appellant verlaagd met 100% voor de duur van twee maanden, op de grond dat appellant geen gehoor heeft gegeven aan oproepen voor een sollicitatiegesprek bij JOB112.
1.5. Bij besluit van 3 februari 2009 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 22 december 2008 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 3 februari 2009 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep kort gezegd betoogd dat hij de kennisgeving van de postbesteller dat een aangetekende brief van 30 september 2008 gedurende drie weken kan worden afgehaald bij het postkantoor nooit heeft ontvangen. Het kan niet anders zijn dan dat de postbesteller een fout heeft gemaakt. Subsidiair voert appellant aan dat hij drie weken de tijd had om de brief van 30 september 2008 op te halen bij het postkantoor, terwijl de afspraak van 13 oktober 2008 midden in die periode viel.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad stelt voorop dat het geschil zich in deze zaak beperkt tot de vraag of appellant de (kennisgeving van de) aangetekende brief van 30 september 2008 heeft ontvangen. Te dien aanzien overweegt de Raad als volgt.
4.2.1. Indien een poststuk aangetekend is verzonden en de belanghebbende de ontvangst ervan ontkent, dient te worden onderzocht of het stuk door TNT Post op regelmatige wijze aan het adres van de belanghebbende is aangeboden. Wanneer TNT Post bij aanbieding van het poststuk niemand thuis treft en daarom een afhaalbericht achterlaat, komt het niet ophalen van dat poststuk bij het kantoor van TNT Post voor rekening en risico van de belanghebbende. Stelt de belanghebbende geen afhaalbericht te hebben ontvangen, dan ligt het op zijn weg feiten aannemelijk te maken op grond waarvan redelijkerwijs kan worden getwijfeld dat een afhaalbericht is achtergelaten.
4.2.2. De Raad stelt vast dat niet in geschil is dat de brief van 30 september 2008 aangetekend is verstuurd naar het adres van appellant. Betwist wordt dat een kennisgeving dat de brief kan worden afgehaald, in de brievenbus van appellant is achtergelaten. Uit de zich onder de gedingstukken bevindende “Handtekening Retourkaart” blijkt dat het poststuk niet is afgehaald en retour is gestuurd naar de afzender, in dit geval de gemeente Capelle aan den IJssel. In hetgeen appellant heeft aangevoerd ziet de Raad geen feiten op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat het afhaalbericht is achtergelaten. Niet is komen vast te staan dat de postbezorging op of rond 1 oktober 2008 in de directe omgeving van appellant zodanige onregelmatigheden vertoonde dat aannemelijk is dat de aanbieding van de brief van
30 september 2008 niet op juiste wijze heeft plaatsgevonden. Sterker nog, appellant heeft aangegeven dat hij nooit problemen bij de postbezorging heeft ondervonden. Anders dan appellant ziet de Raad geen aanleiding voor een bestuursorgaan als het College om gebruik te maken van “Track en Trace” teneinde te verifiëren of een poststuk de geadresseerde inmiddels heeft bereikt. Voor de stelling van appellant dat de postbesteller wel een fout moet hebben gemaakt en mogelijk de kennisgeving in een andere brievenbus heeft achtergelaten ziet de Raad in de gedingstukken geen aanknopingspunten.
4.3. Met betrekking tot het subsidiaire standpunt van appellant dat de oproep midden in de periode viel waarin hij het poststuk had kunnen ophalen, is de Raad van oordeel dat het lang(er) wachten met het afhalen van een aangetekend poststuk tot de eigen verantwoordelijkheid behoort van een belanghebbende en voor diens rekening en risico komt.
4.4. Het voorgaande leidt ertoe dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen als voorzitter en A.B.J. van der Ham en M. Hillen als leden, in tegenwoordigheid van J. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2011.
(get.) C. van Viegen.
(get.) J. de Jong.
HD