ECLI:NL:CRVB:2011:BR4783

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-437 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en deugdelijkheid van medische grondslag

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die als medisch analiste werkte en uitviel door bekkeninstabiliteit. Aanvankelijk was haar uitkering vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid, maar na een herbeoordeling door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) werd deze herzien naar 65 tot 80% met ingang van 11 november 2007. Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Alkmaar verklaarde haar beroep gegrond, terwijl de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand bleven. Appellante stelde dat zij meer beperkt was dan het Uwv aannam en dat zij niet in staat was de haar voorgehouden functies te vervullen.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het bestreden besluit berustte op een deugdelijke medische grondslag. De Raad verwees naar de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat er geen aanwijzingen waren dat de bezwaarverzekeringsarts onvoldoende rekening had gehouden met de lichamelijke klachten van appellante. De Raad vond ook geen medische gegevens die de stelling van appellante konden onderbouwen dat zij meer beperkingen had dan vastgesteld. De geselecteerde functies werden als passend beoordeeld, en de signaleringen in de arbeidskundige rapporten werden als voldoende toegelicht beschouwd.

Uiteindelijk bevestigde de Raad de aangevallen uitspraak, waarbij het hoger beroep van appellante niet slaagde. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G.A.J. van den Hurk als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken op 10 augustus 2011.

Uitspraak

11/437 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 9 december 2010, 09/2312 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 10 augustus 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juli 2011. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. R.J.A. Verhoeven, advocaat. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C. Roele.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Voor de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat hier met het volgende.
1.2. Appellante was werkzaam als medisch analiste voor 36 uur per week. Voor dat werk is zij uitgevallen met klachten van bekkeninstabiliteit. In verband hiermee is haar met ingang van 9 oktober 2003 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.3. Bij besluit van 13 september 2007 heeft het Uwv de WAO-uitkering van appellante met ingang van 11 november 2007 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%, omdat appellante met inachtneming van haar medische beperkingen in staat wordt geacht tot het verrichten van werkzaamheden in passende functies voor 25 uur per week. Na een bezwaar- en een beroepsprocedure heeft het Uwv bij besluit van 11 augustus 2009 (bestreden besluit) het bezwaar van appellante tegen het besluit van 13 september 2007 wederom ongegrond verklaard.
2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.
2.2. De rechtbank heeft de medische grondslag van het bestreden besluit onderschreven. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het medisch oordeel van bezwaarverzekeringsarts A.M.M. Moons, zoals neergelegd in haar rapport van
3 augustus 2009, voor onjuist te houden. De rechtbank heeft overwogen dat het onderzoek dat door Moons is uitgevoerd, volledig en zorgvuldig is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Moons goed gemotiveerd uiteengezet waarom verdergaande beperkingen niet aan de orde zijn. Evenals de behandelend revalidatiearts heeft Moons geen ernstige afwijkingen kunnen constateren bij appellante. Appellante heeft daarnaast geen objectieve medische gegevens ingebracht die haar stelling, dat zij meer beperkingen heeft en dat er een verdergaande urenbeperking zou moeten worden aangenomen, kunnen onderbouwen.
2.3. Met betrekking tot de arbeidskundige grondslag heeft de rechtbank geoordeeld dat met de in de arbeidskundige rapporten van 10 augustus 2009 en 1 november 2010 gegeven toelichting voldoende is gemotiveerd dat de belastbaarheid van appellante in de geselecteerde functies niet wordt overschreden, zodat deze geschikt zijn voor appellante. Dat een werkhervattingspoging niet succesvol is geweest, kan aan de passendheid van de geduide functies geen afbreuk doen. Nu de geschiktheid van appellante voor de geduide functies eerst in beroep voldoende is gemotiveerd, heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd en de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand gelaten.
3.1. Appellante heeft in hoger beroep haar standpunt gehandhaafd dat zij meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen. Hierdoor is zij niet in staat de haar voorgehouden functies te vervullen.
3.2. Het Uwv heeft in het verweerschrift aangevoerd geen aanleiding te zien het medische oordeel te wijzigen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. In hoger beroep gaat het om de vraag of de rechtbank terecht heeft beslist dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit geheel in stand blijven.
4.2. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat het bestreden besluit berust op een deugdelijke medische grondslag. De Raad verwijst naar de overwegingen van de rechtbank ter zake en maakt deze tot de zijne. Ook de Raad is uit het geheel van de voorliggende medische gegevens niet gebleken dat bezwaarverzekeringsarts Moons bij de vaststelling van de beperkingen van appellante onvoldoende rekening heeft gehouden met haar lichamelijke klachten noch dat er overigens sprake zou zijn van een onvoldoende zorgvuldig medisch onderzoek. Voor de door appellante bepleite verdergaande urenbeperking heeft ook de Raad in de beschikbare gegevens geen aanknopingspunten gevonden. Evenmin als in beroep heeft appellante in hoger beroep medische gegevens in het geding gebracht die twijfel doen rijzen over de juistheid van de met betrekking tot appellante vastgestelde belastbaarheid. De door appellante in hoger beroep overgelegde brieven van de behandelend revalidatiearts, met uitzondering van die van 21 maart 2008, bevinden zich reeds in het dossier en zijn door Moons in haar onderzoek betrokken. De brief van 21 maart 2008 bevat geen aanknopingspunten om niet uit te gaan van de juistheid van de medische beoordeling door het Uwv op de datum in geding 11 november 2007.
4.3. Uitgaande van de juistheid van de door het Uwv vastgestelde belastbaarheid moet appellante met haar beperkingen in staat worden geacht de aan de schatting ten grondslag gelegde functies te vervullen. Evenals de rechtbank acht de Raad in dit verband de bij de geselecteerde functies voorkomende signaleringen in de beschikbare arbeidskundige rapporten afdoende toegelicht.
4.4. Uit hetgeen is overwogen in 4.1, 4.2 en 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.
5. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en M. Greebe en C.P.M. van de Kerkhof als leden, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2011.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) T.J. van der Torn.
RK