ECLI:NL:CRVB:2011:BR4726
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.A.J. van den Hurk
- M. Greebe
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WW-uitkering na het bereiken van de maximum uitkeringsduur
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen, waarin de rechtbank het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Het Uwv had in een besluit van 27 november 2009 vastgesteld dat de appellant de maximum uitkeringsduur van de hem toegekende WW-uitkering had bereikt. De appellant stelde dat het Uwv onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht, wat volgens hem zou moeten leiden tot een wijziging van de beëindigingsdatum van zijn uitkering. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in zijn rechtspraak echter een vaste lijn dat bijzondere gevallen denkbaar zijn waarin een strikte toepassing van een wettelijke voorschrift in strijd komt met het ongeschreven recht, maar in dit geval was er geen aanleiding om van de wettelijke bepalingen af te wijken.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv aan zijn verplichtingen om de appellant te ondersteunen bij arbeidsinschakeling had voldaan door hem een re-integratietraject aan te bieden. Echter, na afloop van dit traject heeft het Uwv de appellant niet verder ondersteund, wat door het Uwv werd erkend. Desondanks oordeelde de Raad dat deze omstandigheden niet voldoende waren om de beëindiging van de uitkering te wijzigen. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met G.A.J. van den Hurk als voorzitter en M. Greebe en C.P.M. van de Kerkhof als leden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 10 augustus 2011.