ECLI:NL:CRVB:2011:BR4131
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- H. Bolt
- F.J.L. Pennings
- Rechtspraak.nl
Weigering van een WW-uitkering op basis van verblijfseisen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 augustus 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die een WW-uitkering had aangevraagd. De aanvraag was op 20 november 2009 ingediend, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze op 30 december 2009 afgewezen. De reden voor de afwijzing was dat de appellant niet had aangetoond dat hij in Nederland verbleef. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard op 15 maart 2010. In hoger beroep herhaalde de appellant zijn eerdere argumenten, waarbij hij stelde dat hij in [woonplaats] woonde en dat hij een document van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) had ontvangen dat hem duurzaam verblijf in Nederland toekende. Hij beweerde dat hij geen feitelijk woonadres in Spanje had en dat de Spaanse postbus niet van hem was.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat op grond van artikel 19, eerste lid, aanhef en onder e, van de Werkloosheidswet (WW) een werknemer die buiten Nederland woont of verblijf houdt, geen recht heeft op uitkering. De Raad stelde vast dat de appellant niet had aangetoond dat hij in Nederland woonde of verbleef. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en verwees naar de eerdere uitspraak van de rechtbank Middelburg, die had geoordeeld dat de inschrijving in de GBA niet voldoende was om aan te nemen dat de appellant in Nederland woonde. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak bevestigd moest worden en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van de appellant.