ECLI:NL:CRVB:2011:BR3295
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen
In deze zaak gaat het om de toekenning van bijzondere bijstand aan appellante, die een aanvraag had ingediend voor de kosten van een babyuitzet voor een tweeling. De aanvraag werd door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen op 12 juni 2008 goedgekeurd, maar in de vorm van een geldlening van € 923,54. Appellante ging in bezwaar tegen dit besluit, maar het College verklaarde het bezwaar ongegrond op 15 augustus 2008. De rechtbank Groningen bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 20 mei 2009, waartegen appellante hoger beroep aantekende.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 26 juli 2011 behandeld. Appellante stelde dat zij recht had op bijzondere bijstand en dat deze niet in de vorm van een geldlening verstrekt had moeten worden. De Raad oordeelde dat het College bevoegd was om bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening te verlenen, zoals vastgelegd in artikel 51, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB). De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het beleid van het College rechtvaardigden.
De Raad merkte op dat de omstandigheden van appellante, zoals haar schuldenlast, niet relevant waren voor de vorm waarin de bijstand werd verleend, maar enkel voor de vraag of er recht op bijstand bestond. De Raad bevestigde dat het College het beleid volgde om bijstand voor de aanschaf van een babyuitzet te verlenen in de vorm van een borgstelling voor een lening, en dat als dat niet mogelijk was, de bijstand in de vorm van een geldlening verstrekt moest worden. De Raad besloot dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.