ECLI:NL:CRVB:2011:BR2740
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de voorwaarden voor het hebben van een postadres en inschrijving in de GBA voor bijstandsontvanger
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juli 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de voorwaarden die aan een bijstandsontvanger zijn gesteld met betrekking tot het hebben van een postadres en inschrijving in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). De appellant, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had toestemming van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen om gebruik te maken van een postadres bij zijn advocaat. Echter, appellant heeft meegedeeld dat hij per 1 oktober 2009 niet meer op de camping kon verblijven en dat hij op zoek was naar een kamer. Het College heeft daarop de voorwaarde gesteld dat appellant vanaf die datum moest beschikken over een geldig verblijfadres en een GBA-inschrijving in de gemeente waar hij feitelijk verblijft.
De Raad heeft vastgesteld dat het vervallen van de toestemming voor het gebruik van het postadres bij de advocaat betekende dat appellant niet langer als adresloze kon worden ingeschreven in de GBA van de gemeente Groningen. De Raad heeft geoordeeld dat het College terecht de voorwaarden heeft gesteld, aangezien appellant niet meer als adresloze kon worden ingeschreven en hij zich moest inspannen om een geldig verblijfadres te vinden. De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het College ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd.
De Raad concludeert dat de appellant zijn bezwaar tegen het besluit van het College terecht ongegrond heeft verklaard, en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor bijstandsontvangers om te voldoen aan de voorwaarden voor inschrijving en verblijf.