ECLI:NL:CRVB:2011:BR2728

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-3625 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling ingangsdatum bijstand en terugwerkende kracht

In deze zaak gaat het om de vaststelling van de ingangsdatum van de bijstandsuitkering van appellant, die sinds 11 augustus 2003 een bijstandsuitkering ontving. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sint-Oedenrode heeft de bijstand van appellant met ingang van 12 juli 2007 ingetrokken, omdat hij herhaaldelijk niet voldeed aan het verzoek om inlichtingen te verstrekken. Appellant heeft op 13 november 2007 bij de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI) verzocht om bijstand met terugwerkende kracht aan te vragen. Het College heeft vervolgens bij besluit van 29 november 2007, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 22 april 2008, appellant bijstand toegekend met ingang van 13 november 2007. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 22 april 2008 ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft appellant zich tegen deze uitspraak gekeerd. De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat volgens vaste rechtspraak geen bijstand wordt verleend over een periode voorafgaand aan de datum van de melding bij de CWI, tenzij bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. De Raad heeft echter onvoldoende aanknopingspunten gevonden voor het aannemen van dergelijke bijzondere omstandigheden. De verklaring van een maatschappelijk werker over de geestelijke gezondheid van appellant werd niet ondersteund door medisch objectieve onderbouwing. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

09/3625 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant] wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 26 mei 2009, 08/1872 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sint-Oedenrode (hierna: College)
Datum uitspraak: 19 juli 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E.C.R.E.M. Corsten, advocaat te Eindhoven, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juni 2011. Appellant is, zoals vooraf bericht, niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T.T.M. Linotte, werkzaam bij de gemeente Sint-Oedenrode.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant ontving sinds 11 augustus 2003 een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande, met een toeslag van 20%. In verband met het bij herhaling niet voldoen aan het verzoek om inlichtingen te verstrekken heeft het College onder toepassing van artikel 54, vierde lid, van de Wet werk en bijstand (WWB) de bijstand met ingang van 12 juli 2007 ingetrokken. Op 13 november 2007 heeft appellant zich gemeld bij de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI) om met terugwerkende kracht bijstand aan te vragen.
1.2. Bij besluit van 29 november 2007, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 22 april 2008, heeft het College appellant met ingang van 13 november 2007 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) toegekend. Overwogen is dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat de bijstand met terugwerkende kracht wordt verleend.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 22 april 2008 ongegrond verklaard
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld CRvB 5 oktober 2010, LJN BN9651) inzake de toepassing van de artikelen 43 en 44 van de WWB wordt in beginsel geen bijstand verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de melding bij de CWI heeft plaatsgevonden. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken wanneer bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen.
4.2. De Raad heeft in de namens appellant overgelegde stukken onvoldoende aanknopingspunten gevonden voor het aannemen van bijzondere omstandigheden die een afwijking van het onder 4.1 geformuleerde uitgangspunt rechtvaardigen. Weliswaar vermeldt maatschappelijk werker E. de Beer in zijn verklaring van 19 december 2007 dat de geestelijke gezondheid van appellant volgens de GGZ en de huisarts zodanig verslechterd was in de periode juli 2007 tot november 2007 dat van appellant niet verwacht kon worden dat hij zijn belangen kon behartigen, maar deze verklaring wordt niet ondersteund door enige medisch objectieve onderbouwing van een psychiater of huisarts. De in het hoger beroepschrift gedane mededeling dat nog schriftelijke verklaringen zullen worden ingediend heeft geen vervolg gekregen.
4.3. Uit het voorgaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient daarom te worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman, in tegenwoordigheid van R. Scheffer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2011.
(get.) J.C.F. Talman.
(get.) R. Scheffer.
HD