ECLI:NL:CRVB:2011:BR1098
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- J. Brand
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de hervatting van WAO-uitkering en toepassing van beleidsregels
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante, die als cafetariamedewerkster werkte, ontving vanaf 25 september 2001 een WAO-uitkering. Deze uitkering werd per 1 juni 2006 ingetrokken omdat het Uwv niet kon vaststellen of appellante nog recht had op de uitkering. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond in een besluit op 14 mei 2009.
De rechtbank oordeelde dat niet voldaan was aan de voorwaarden van artikel 40 van de WAO, omdat er geen sprake was van herziening van de uitkering. Het Uwv had het oorspronkelijke dagloon, rekening houdend met indexeringen, als basis voor de hervatting van de WAO-uitkering gehanteerd. In hoger beroep stelde appellante dat zij in 2006 door de gemeente Roosendaal als 50% arbeidsongeschikt was beoordeeld en in 2008 volledig. Zij betoogde dat artikel 40 van de WAO van toepassing was en dat het dagloon gebaseerd moest worden op haar functie als medewerker post.
De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de argumenten van appellante in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten boden ten opzichte van de eerdere stellingen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de hervatting van de uitkering correct was uitgevoerd volgens de beleidsregels van het Uwv. De stelling van appellante dat er een discrepantie was tussen de beoordeling door de gemeente en het Uwv werd niet als voldoende overtuigend beschouwd om tot een ander oordeel te komen. De Raad besloot dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.