ECLI:NL:CRVB:2011:BR1098

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2996 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de hervatting van WAO-uitkering en toepassing van beleidsregels

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante, die als cafetariamedewerkster werkte, ontving vanaf 25 september 2001 een WAO-uitkering. Deze uitkering werd per 1 juni 2006 ingetrokken omdat het Uwv niet kon vaststellen of appellante nog recht had op de uitkering. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond in een besluit op 14 mei 2009.

De rechtbank oordeelde dat niet voldaan was aan de voorwaarden van artikel 40 van de WAO, omdat er geen sprake was van herziening van de uitkering. Het Uwv had het oorspronkelijke dagloon, rekening houdend met indexeringen, als basis voor de hervatting van de WAO-uitkering gehanteerd. In hoger beroep stelde appellante dat zij in 2006 door de gemeente Roosendaal als 50% arbeidsongeschikt was beoordeeld en in 2008 volledig. Zij betoogde dat artikel 40 van de WAO van toepassing was en dat het dagloon gebaseerd moest worden op haar functie als medewerker post.

De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de argumenten van appellante in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten boden ten opzichte van de eerdere stellingen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de hervatting van de uitkering correct was uitgevoerd volgens de beleidsregels van het Uwv. De stelling van appellante dat er een discrepantie was tussen de beoordeling door de gemeente en het Uwv werd niet als voldoende overtuigend beschouwd om tot een ander oordeel te komen. De Raad besloot dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

10/2996 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 9 april 2010, 09/2743 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 8 juli 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.A. Breewel-Witteveen, advocaat te Roosendaal, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2011. Appellante was vertegenwoordigd door mr. Breewel-Witteveen en het Uwv door mr. M.W.L. Clemens.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante was werkzaam als cafetariamedewerkster voor 5 uur per week. Zij is uit deze functie uitgevallen en heeft vanaf 25 september 2001 een WAO-uitkering ontvangen. Deze uitkering is ingetrokken per 1 juni 2006 omdat door toedoen van appellante niet kon worden vastgesteld of zij nog recht had op die uitkering.
1.2. Bij besluit van 13 november 2008 heeft het Uwv deze uitkering met ingang van
14 augustus 2008 hervat. Daarbij is het dagloon – uitgaande van de verdiensten als cafetariamedewerkster – vastgesteld op € 7,56.
1.3. Bij besluit op bezwaar van 14 mei 2009 heeft het Uwv het hiertegen ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen dat besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank onder meer overwogen dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 40 van de WAO aangezien geen sprake is van herziening van de WAO-uitkering. Het Uwv heeft daarom op goede gronden het eerder vastgestelde dagloon, rekening houdend met indexeringen, ten grondslag gelegd aan de hervatte WAO-uitkering.
3. In hoger beroep heeft appellante gesteld dat zij in 2006 volgens de gemeente Roosendaal 50% arbeidsongeschikt was en in 2008 volledig. Zij is dus wel toegenomen arbeidsongeschikt en dus is artikel 40 van de WAO van toepassing. Het dagloon moet dan ook worden gebaseerd op de functie van medewerker post, die zij van augustus tot december 2006 heeft bekleed.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd bevat, in vergelijking met haar stellingname in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft in haar uitspraak met juistheid gemotiveerd waarom die stellingen niet slagen. De hervatting van de uitkering van appellante is geschied onder toepassing van de Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006 en is niet gebaseerd op artikel 40 van de WAO. Het Uwv hanteert daarbij het oorspronkelijke dagloon (geïndexeerd).
4.3. De stelling van appellante dat de gemeente Roosendaal en het Uwv de situatie van appellante verschillend beoordelen is wellicht verwarrend voor appellante maar leidt niet tot een andere conclusie.
5. Het hoger beroep slaagt niet.
6. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter, en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen, als leden in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2011.
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) D.E.P.M. Bary.
KR