ECLI:NL:CRVB:2011:BR0632

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6095 TW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering toekenning toeslag op grond van de Toeslagenwet en de terugkomprocedure

In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om een toeslag op grond van de Toeslagenwet toe te kennen aan appellant. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 28 september 2009. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat er geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden, zoals vereist in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hij stelt echter dat uit latere besluitvorming blijkt dat het eerdere besluit van 10 april 2001 evident onjuist is, en dat het Uwv gehouden is om terug te komen op dit besluit.

De Raad overweegt dat volgens vaste rechtspraak een dergelijke onjuistheid, ongeacht de aard ervan, geen rol kan spelen in het kader van de toepassing van artikel 4:6 van de Awb. Aangezien er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn, was het Uwv bevoegd om het verzoek van appellant af te wijzen, verwijzend naar het eerdere besluit van 10 april 2001. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met J.W. Schuttel als voorzitter en J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 1 juli 2011, na een zitting op 20 mei 2011, waarbij appellant werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. B. Wernik, en het Uwv door mr. J. Koning.

Uitspraak

09/6095 TW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 28 september 2009, 09/2277 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 1 juli 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B. Wernik, advocaat te Haarlem, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2011. Appellant is verschenen bij zijn gemachtigde mr. Wernik. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. J. Koning.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij uitspraak van 14 juli 2003 (02/1843) heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, ongegrond verklaard het beroep van appellant tegen het besluit van 11 november 2002, waarbij (een rechtsvoorganger van) het Uwv, beslissend op bezwaar, heeft gehandhaafd zijn besluit van 10 april 2001 dat appellant - met ingang van 20 februari 2001 - ingevolge de Toeslagenwet niet in aanmerking komt voor een toeslag op zijn werkloosheidsuitkering. Tegen deze uitspraak van de rechtbank van 14 juli 2003 is geen hoger beroep ingesteld.
1.2. Bij brief van 23 mei 2008 heeft appellant het Uwv verzocht om terug te komen van het hiervoor in 1.1 vermelde besluit van 10 april 2001.
1.3. Bij besluit van 19 december 2008 heeft het Uwv geweigerd terug te komen van het besluit van 10 april 2001.
1.4. Bij besluit van 26 maart 2009 (bestreden besluit) heeft het Uwv, voor zover van belang, het bezwaar van appellant tegen het besluit van 10 april 2001 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep, zoals ter zitting toegelicht, heeft appellant aangevoerd dat weliswaar geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden, als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), maar dat uit de latere besluitvorming over de toekenning aan appellant van een toeslag op zijn uitkering ingevolge de Ziektewet blijkt dat het besluit van 10 april 2001 evident onjuist is, zodat het Uwv gehouden is daarvan terug te komen.
4. Over de hiervoor in 3 geformuleerde beroepsgrond oordeelt de Raad dat volgens vaste rechtspraak een dergelijke onjuistheid - wat van die onjuistheid overigens ook zij - als zodanig geen rol kan spelen in het kader van de toepassing van artikel 4:6 van de Awb. Bij het ontbreken van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in de zin van deze bepaling was het Uwv bevoegd het verzoek van appellant af te wijzen onder verwijzing naar zijn eerdere besluit van 10 april 2001.
5. Uit de overwegingen 3 en 4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden, in tegenwoordigheid van R.L. Venneman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2011.
(get.) J.W. Schuttel.
(get.) R.L. Venneman.
NK