ECLI:NL:CRVB:2011:BR0160

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-5171 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en medisch onderzoek naar arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van betrokkene, die als bejaardenverzorgster heeft gewerkt en op 1 maart 2003 uitviel door klachten als gevolg van een mammacarcinoom. Aanvankelijk was haar uitkering vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid, maar na een medisch en arbeidskundig heronderzoek heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de uitkering per 7 februari 2008 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Betrokkene heeft bezwaar aangetekend tegen deze herziening, wat leidde tot een aangescherpte Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) door de bezwaarverzekeringsarts. De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak het bezwaar van betrokkene gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het besluit van het Uwv in stand gelaten.

In hoger beroep heeft betrokkene volhard in de stelling dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Ze heeft onder andere verwezen naar medische rapporten die haar standpunt ondersteunen. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van betrokkene beoordeeld en vastgesteld dat de (bezwaar)verzekeringsartsen een zorgvuldig medisch onderzoek hebben uitgevoerd. De Raad concludeert dat de FML adequaat is opgesteld en dat de functies die aan de schatting ten grondslag liggen, geschikt zijn voor betrokkene.

De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de zaak in het openbaar hebben behandeld.

Uitspraak

09/5171 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de erven en/of rechtverkrijgenden van [betrokkene], laatstelijk gewoond hebben te [woonplaats] (hierna: appellanten),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 augustus 2009, 08/2334 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellanten
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 1 juli 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens [betrokkene] (hierna: betrokkene) heeft mr. T.A. Vetter, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 27 augustus 2010 heeft de gemachtigde de Raad medegedeeld dat betrokkene is overleden.
De gemachtigde heeft te kennen gegeven dat de procedure wordt voortgezet door de appellanten.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2011. Namens appellanten is verschenen mr. Vetter. Voor het Uwv is verschenen mr. J. Koning.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Betrokkene is werkzaam geweest als bejaardenverzorgster en is op 1 maart 2003 uitgevallen met klachten als gevolg van een mammacarcinoom. Na afloop van de wachttijd is haar een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering toegekend, die laatstelijk was berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.2. Nadat een medisch en arbeidskundig heronderzoek was afgerond heeft het Uwv in overeenstemming met de daarvan opgemaakte rapporten bij besluit van 6 december 2007 de WAO-uitkering van betrokkene met ingang van 7 februari 2008 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.
1.3. Naar aanleiding van het bezwaar van betrokkene tegen laatstgenoemd besluit heeft de bezwaarverzekeringsarts aanleiding gezien de op 10 mei 2007 vastgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) op een aantal items aan te scherpen. De bezwaararbeidsdeskundige is op grond van de aangepaste FML van 24 april 2008 tot de conclusie gekomen dat een aantal geselecteerde functies niet meer geschikt is. Hij heeft nieuwe functies binnen de bestaande functiecodes bijgezocht waardoor de mate van arbeidsongeschiktheid blijft in de klasse 35 tot 45%. In overeenstemming met de betreffende rapporten heeft het Uwv bij besluit van 6 mei 2008 (hierna: het bestreden besluit) dit bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - voor zover in hoger beroep van belang - het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven. De rechtbank heeft tevens beslissingen gegeven omtrent vergoeding van griffierecht en proceskosten.
3. In hoger beroep is namens betrokkene volhard in de stelling dat haar medische beperkingen zijn onderschat en dat zij, onder meer als gevolg van de bij haar bestaande polyneuropathie, op meer en daarnaast op andere items beperkt is dan door het Uwv in de FML is vastgelegd. Ter ondersteuning van dit standpunt is onder meer verwezen naar brieven van de huisarts en naar een namens betrokkene in beroep overgelegde rapportage van 29 mei 2009, uitgebracht door verzekeringsarts W.M. van der Boog.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Gelet op hetgeen door betrokkene is aangevoerd stelt de Raad vast dat betrokkene in hoger beroep is gekomen van de aangevallen uitspraak voor zover daarbij door de rechtbank is geoordeeld dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit geheel in stand blijven.
4.3. Naar het oordeel van de Raad hebben de (bezwaar)verzekeringsartsen een zorgvuldig medisch onderzoek ingesteld naar de klachten van betrokkene en de daaruit voortvloeiende beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid. De verzekeringsarts heeft betrokkene onderzocht en heeft een FML opgesteld. Deze FML is door de bezwaarverzekeringsarts nadat hij betrokkene heeft onderzocht op 24 april 2008 en nadat hij de door appellante in bezwaar overgelegde medische informatie had beoordeeld, op een aantal items aangescherpt. Voorts heeft hij aangegeven waarom er geen reden is om een urenbeperking aan te nemen. In beroep heeft de bezwaarverzekeringsarts naar het oordeel van de Raad gemotiveerd gereageerd op de namens betrokkene overgelegde rapportage van verzekeringsarts Van der Boog. De Raad ziet dan ook geen aanleiding om over de medische grondslag van het bestreden besluit tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank.
4.4. Uitgaande van de juistheid van de FML is de Raad van oordeel dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functie voor betrokkene geschikt zijn.
4.5. Uit het vorenstaande vloeit voort dat de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt.
4.6. Hieruit volgt tevens dat voor toewijzing van schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente, als verzocht, geen grond bestaat.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
Wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden, in tegenwoordigheid van R.L. Venneman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2011.
(get.) J.W. Schuttel.
(get.) R.L. Venneman.
TM