ECLI:NL:CRVB:2011:BQ8686

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6382 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening kinderbijslag en de gevolgen van onjuiste geboortedata

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juni 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Dordrecht. De zaak betreft de herziening van kinderbijslag die aan appellant was toegekend voor zijn kinderen, waarvan de geboortedata onjuist waren opgegeven. Appellant had in 2002 kinderbijslag aangevraagd voor zijn kinderen, maar in 2007 bleek dat de geboortedata niet klopten. De echtgenote van appellant had gebruik gemaakt van de Regeling afwikkeling nalatenschap Vreemdelingenwet, waarbij zij de juiste identiteit van haarzelf en haar kinderen had aangetoond. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft de kinderbijslag herzien op basis van de nieuwe gegevens, maar appellant stelde dat hij niet op de hoogte was van de juiste geboortedata en dat de Svb hem had toegezegd dat wijzigingen in de GBA automatisch zouden worden doorgegeven.

De Raad overwoog dat het voor rekening en risico van appellant komt dat hij onjuiste geboortedata heeft opgegeven bij de aanvraag om kinderbijslag. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin werd gesteld dat appellant op de hoogte had moeten zijn van de juiste geboortedata en dat het niet tijdig meedelen van deze gegevens invloed had op het recht op kinderbijslag. De Raad oordeelde dat de Svb haar beleid consistent had toegepast en dat er geen grond was om van de herziening van de kinderbijslag af te zien. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraken van de rechtbank.

Uitspraak

09/6382 AKW
09/6384 AKW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraken van de rechtbank Dordrecht van 16 oktober 2009, 09/80 onderscheidenlijk 09/81 (hierna: aangevallen uitspraken),
in de gedingen tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 17 juni 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. C.C.W.G.M. Janssens, advocaat te Bergen op Zoom, hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2011. Appellant is verschenen, vergezeld van zijn echtgenote, [naam echtgenote] en van mr. W.J. Jurgens, kantoorgenoot van mr. Janssens.
De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. O.F.M. Vonk.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant is [in] 2002 in het huwelijk getreden met [naam echtgenote]. [Echtgenote] is in 2000 uit Oekraine Nederland binnengekomen met haar toenmalige echtgenoot en haar twee kinderen. Bij binnenkomst is door haar opgegeven dat haar zoon [T.] en haar dochter [I.] beiden zijn geboren [in] 1989. Op 27 november 2002 heeft appellant voor de kinderen [T.] en [I.] kinderbijslag aangevraagd en daarbij 8 oktober 1989 als geboortedatum van beide kinderen opgegeven. Bij besluit van 15 mei 2003 is aan appellant met ingang van het eerste kwartaal van 2003 ten behoeve van [T.] en [I.] kinderbijslag toegekend. Bij besluit van 1 november 2007 is de kinderbijslag voor [T.] en [I.] met ingang van het eerste kwartaal van 2008 beëindigd omdat zij 18 jaar waren geworden. Bij besluit van 22 februari 2008 is kinderbijslag voor [T.] en [I.] herzien met ingang van het vierde kwartaal van 2007 omdat zij met ingang van dat kwartaal niet meer naar school gingen.
1.2. In 2007 hebben [echtgenote] en haar beide kinderen een vergunning tot verblijf gekregen. In 2007 heeft [echtgenote] gebruik gemaakt van de Regeling afwikkeling nalatenschap Vreemdelingenwet (hierna: de Regeling) welke eenmalig de gelegenheid bood ten overstaan van de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) de juiste identiteit van haarzelf en de beide kinderen aan te tonen. Op 21 maart 2008 is in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) opgenomen dat [I.] [A.] heet en is geboren [in] 1985 en dat [T.] is geboren [in] 1986. Overigens bleek [echtgenote] [G.] te heten. Op 26 maart 2008 heeft de Svb van de gemeente Dordrecht een melding ontvangen met deze nieuwe gegevens. De Svb heeft in mei 2008 een uitdraai gemaakt van de gewijzigde gegevens van de kinderen zoals op dat moment opgenomen in de GBA en juli 2008 navraag gedaan bij de IND naar de wijziging van de geboortedata. De IND heeft aangegeven dat de nieuwe geboortedata de juiste zijn. Vervolgens heeft de Svb bij besluit van 12 september 2008 het recht op kinderbijslag ten behoeve van [T.] herzien met ingang van het eerste kwartaal van 2005 omdat - naar achteraf is gebleken - hij toen reeds 18 jaar was. Bij afzonderlijk besluit van 12 september 2008 heeft de Svb het recht op kinderbijslag ten behoeve van [A.] herzien met ingang van het derde kwartaal van 2003 omdat zij toen reeds 18 jaar was.
1.3. Bij twee afzonderlijke besluiten van 10 december 2008 (hierna: bestreden besluiten) heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen de besluiten van 12 september 2008 ongegrond verklaard. De Svb heeft daarbij overwogen dat gebleken is dat [T.] op de peildatum van het eerste kwartaal van 2005 en [A.] op de peildatum van het derde kwartaal van 2003 de achttienjarige leeftijd hadden bereikt en vanaf die datum daarom geen recht meer hadden op kinderbijslag. Nu appellant de juiste geboortedata van de kinderen niet tijdig heeft gemeld ziet de Svb geen dringende redenen om van de herziening van het recht op kinderbijslag af te zien.
2. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraken het beroep van appellant tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank had appellant op de hoogte behoren te zijn van de juiste geboortedata van de kinderen en had hem redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat het niet tijdig meedelen van die data van invloed kon zijn op het recht op kinderbijslag en de hoogte daarvan.
3. In hoger beroep heeft appellant -opnieuw- aangevoerd dat hij tot medio 2007 niet op de hoogte is geweest van de juiste geboortedata van de kinderen. Appellant stelt geheel te goeder trouw te hebben gehandeld nu hij en zijn echtgenote in oktober 2007 de juiste geboortedata van de kinderen bij de Gemeente Dordrecht hebben gemeld en aan hen was meegedeeld dat de juiste gegevens weer aan de afnemers van de GBA, waaronder de Svb, zouden worden doorgegeven. Voorts acht appellant de herziening van de kinderbijslag in strijd met het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel, nu in 2007 in een circulaire van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met betrekking tot de Regeling was aangegeven dat melding van onjuist opgenomen gegevens geen consequenties zou hebben.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1. Op grond van artikel 15 van de AKW zijn de verzekerde, alsmede de persoon aan wie kinderbijslag wordt betaald, verplicht aan de Sociale verzekeringsbank op haar verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee te delen, waarvan hem of haar redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op kinderbijslag, de hoogte van de kinderbijslag, het geldend maken van het recht op kinderbijslag of op het bedrag van de kinderbijslag, dat wordt betaald. Appellant stelt zich op het standpunt dat hij niet op de hoogte was van de juiste geboortedata van de kinderen, totdat hij daarvan op de hoogte is geraakt omdat zijn echtgenote van de gelegenheid gebruik heeft gemaakt de door haar bij binnenkomst in Nederland onjuist opgegeven geboortedata ten overstaan van de IND te corrigeren. Niet in geschil is dat de op het aanvraagformulier van 27 november 2002 opgegeven geboortedata onjuist zijn. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat, wat er ook zij van de stelling van appellant dat hij niet op de hoogte was van de juiste geboortedata, het voor rekening en risico van appellant komt dat hij destijds bij de aanvraag om kinderbijslag onjuiste geboortedata heeft opgegeven. Voor de uitvoering van de AKW is het immers van wezenlijke betekenis dat juiste informatie wordt verstrekt door degene die vaststelling van het recht op kinderbijslag aanvraagt. In de omstandigheden van het onderhavige geval, waarin het gaat om herziening van een eerder vastgesteld recht op kinderbijslag, ziet de Raad geen aanknopingspunten daarover in dit geval anders te oordelen.
4.2. De Raad overweegt dat uit artikel 14a, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de AKW volgt dat indien de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend, de Svb gehouden is het desbetreffende besluit te herzien of in te trekken. De Svb heeft een beleid ontwikkeld ten aanzien van het terugkomen van besluiten ten nadele van een betrokkene met terugwerkende kracht, waarbij rekening is gehouden met algemene rechtsbeginselen zoals het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel. Uitgangspunt van dit beleid is dat de Svb niet tot herziening of intrekking met volledig terugwerkende kracht overgaat als de betrokkene al zijn verplichtingen is nagekomen en hij voorts niet heeft kunnen onderkennen dat de uitkering ten onrechte werd verleend. Voorts blijkt uit de beleidsregels dat met toepassing van artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht geheel of gedeeltelijk van herziening wordt afgezien als de bijzondere omstandigheden van het geval tot het oordeel leiden dat een volledige terugwerkende kracht kennelijk onredelijk is.
4.3. De Raad is van oordeel - in lijn met zijn uitspraken van 16 juli 2010 (LJN BN2197) en 5 november 2010 (LJN BO3352) - dat het door de Svb ter zake gevoerde beleid aangemerkt dient te worden als een buitenwettelijk, begunstigend beleid. Naar vaste rechtspraak dient een dergelijk beleid door de bestuursrechter terughoudend te worden getoetst. Dit houdt in dat de aanwezigheid en de toepassing van dat beleid als een gegeven wordt aanvaard met dien verstande dat wordt getoetst of een zodanig beleid op consistente wijze is toegepast. Het is de Raad niet gebleken dat de Svb voormeld beleid niet consistent heeft toegepast, dit reeds omdat appellant moet worden geacht niet aan zijn inlichtingenplicht te hebben voldaan.
4.4. Appellant heeft zich op het standpunt gesteld dat aan hem is toegezegd dat wijzigingen in de identiteitsgegevens in de GBA automatisch zouden worden doorgegeven aan de afnemers van gegevens van de GBA, waaronder de Svb, en dat de Svb door pas op 12 september 2008 de toekenningsbesluiten te herzien, zijn recht op herziening heeft verwerkt. Evenals de rechtbank, volgt de Raad appellant niet in deze stelling. Afgezien van het feit dat de AKW geen termijn verbindt aan het herzien van een besluit tot toekenning van kinderbijslag, stelt de Svb dat zij eerst op 26 maart 2008 kennis heeft genomen van de gewijzigde geboortedata. Dit is in lijn met de uitdraai van de GBA gegevens, waarin is vermeld dat op 21 maart 2008 de gewijzigde geboortedata in de GBA zijn opgenomen. De Svb heeft deze gegevens geverifieerd en vervolgens de besluiten tot herziening van 12 september 2008 genomen. Voordien, en in het bijzonder in de periode vanaf het werkelijke 18e levensjaar van de kinderen en het onjuist opgegeven 18e levensjaar, droeg de Svb daar geen kennis van.
4.5. Appellant heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de bestreden besluiten in strijd zijn met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel omdat hem is toegezegd dat wijziging van de persoonsgegevens geen nadelige gevolgen zou hebben. Niet is komen vast te staan dat van de zijde van de Svb een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging is gedaan waarop een in rechte te honoreren beroep op het vertrouwensbeginsel kan worden gebaseerd. Appellant heeft een circulaire overgelegd van 3 september 2007 afkomstig van de staatsecretaris van Justitie en de staatsecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie waarin onder het kopje Fraude is vermeld dat in de gevallen waarin door de vreemdeling een onjuiste identiteit is opgegeven, daarvan aangifte zal worden gedaan door de IND en is vermeld dat dit verblijfsverlening in het kader van de Regeling niet in de weg staat. Nog afgezien van het feit dat deze circulaire is vastgesteld met het oog op het bieden van een eenmalige herstelmogelijkheid aan de onder de werking van de Regeling vallende vreemdelingen, en dus niet ziet op appellant, en daargelaten dat de circulaire niet afkomstig is van de Svb, blijkt hieruit slechts dat het wijzigen van onjuist opgegeven identiteitsgegevens, geen gevolgen heeft voor de verblijfsverlening op grond van die regeling. Ten aanzien van gevolgen voor andere regelingen, zoals de AKW, worden geen uitspraken gedaan.
4.6. Uit de overwegingen 4.1 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraken.
Deze uitspraak is gedaan door C.W.J. Schoor als voorzitter en J.P.M. Zeijen en E.E.V. Lenos als leden in tegenwoordigheid van M. Mostert als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2011.
(get.) C.W.J. Schoor.
(get.) M. Mostert.
TM