ECLI:NL:CRVB:2011:BQ7593

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-1995 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) aan de orde is. Appellant, die sinds 18 mei 2006 gescheiden is, ontving bijstand naar de norm voor een alleenstaande. Echter, er ontstond twijfel over zijn woonadres, omdat hij bij verschillende gezinnen inwoonde zonder huur te betalen. Dit leidde tot een onderzoek door de Dienst Werk en Inkomen (DWI), waarbij verklaringen zijn afgelegd door zowel appellant als de hoofdbewoner van de woning waar hij zou verblijven.

Op basis van de onderzoeksresultaten heeft het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam op 7 januari 2008 de bijstand van appellant met terugwerkende kracht ingetrokken en op 7 maart 2008 de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het College handhaafde zijn besluiten op 28 mei 2008. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de verklaringen van de hoofdbewoner en appellant zelf voldoende bewijs leveren dat appellant niet op het opgegeven adres woonachtig was. De Raad oordeelt dat appellant zijn wettelijke inlichtingenverplichting heeft geschonden, omdat hij niet de juiste informatie heeft verstrekt over zijn woon- en verblijfplaats. Bovendien heeft de Raad geen dringende redenen gevonden om van terugvordering af te zien, ondanks de financiële situatie van appellant. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

09/1995 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant] wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 februari 2009, 08/2690 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: College)
Datum uitspraak: 31 mei 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. N. Türkkol, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Mr. N.M. van Wersch, advocaat te Amsterdam, heeft de Raad bericht dat hij mr. Türkkol opvolgt als gemachtigde.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2011. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van Wersch. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Mulders, werkzaam bij de gemeente Amsterdam.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat in dit geding uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant is op 18 mei 2006 gescheiden van G. [K.] Sinds het verlaten van de echtelijke woning op 25 oktober 2005 ontving hij bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande met een toeslag van 10%. Hij stond ingeschreven op diverse adressen in [woonplaats], vanaf 5 april 2007 op het adres [naam straat]
1.2. Aangezien appellant inwoonde bij gezinnen en daar geen huur betaalde, rees bij de Dienst Werk en Inkomen (DWI) twijfel of appellant wel woonachtig was op de opgegeven adressen. Daarom is nader onderzoek verricht. In dat kader hebbe[O.]der meer M[O.].] hoofdbewoner van de woning op h[naam straat]] en appellant een verklaring afgelegd.
1.3. Op basis van de resultaten van het onderzoek heeft het College bij besluit van 7 januari 2008 de bijstand van appellant met ingang van 5 april 2007 ingetrokken. Voorts heeft het College bij besluit van 7 maart 2008 de over de periode van 5 april 2007 tot en met 31 december 2007 gemaakte kosten van bijstand ten bedrage van € 9.747,78 bruto van appellant teruggevorderd. Appellant heeft tegen beide besluiten bezwaar gemaakt. Bij besluit van 28 mei 2008 heeft het College de besluiten van 7 januari 2008 en 7 maart 2008 gehandhaafd. Daartoe is overwogen dat uit het onderzoek is gebleken dat appellant niet woonachtig is op het opgegeven adres en dat hij daarom niet heeft voldaan aan de wettelijke inlichtingenverplichting, waardoor zijn feitelijke woon- en verblijfplaats niet is vast te stellen. Voorts zijn, kort gezegd, geen bijzondere omstandigheden aanwezig geacht om van terugvordering af te zien.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 28 mei 2008 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Appellant heeft aangevoerd dat de verklaring van [O.] buiten beschouwing moet worden gelaten. Deze verklaring is afgelegd tijdens een huisbezoek door ambtenaren van de DWI, zonder dat volgens appellant sprake was van een zogeheten informed consent. De Raad overweegt hieromtrent dat uit de rapportage die van het huisbezoek is opgemaakt blijkt dat de ambtenaren zich tegenover [O.] hebben gelegitimeerd en het doel van het bezoek hebben uitgelegd. [O.] heeft hen vervolgens in de hal van de woning toegelaten en daar een verklaring afgelegd. Omdat appellant beweerdelijk een kamer huurt en deze kamer in het kader van het huisbezoek niet is binnengetreden, is jegens appellant geen sprake van een inbreuk op zijn huisrecht. Er is dan ook geen rechtsgrond om de verklaring van [O.] buiten beschouwing te laten.
4.2. Anders dan appellant is de Raad met de rechtbank van oordeel dat uit de verklaringen die [O.] en appellant tegenover de ambtenaren van de DWI hebben afgelegd blijkt dat appellant niet woonacht[[naam straat] Appellant had daar nauwelijks kleding, geen administratie en ook geen andere persoonlijke bezittingen. Hij sliep daar één tot twee nachten per week op de bank in de woonkamer. Verder liet appellant alle aan hem gerichte post, met uitzondering van de post afkomstig van de DWI, naar een postbus verzenden. Overigens heeft appellant naderhand, op 7 juli 2008, tegenover de sociale recherche een verklaring van dezelfde strekking afgelegd. Hieruit volgt dat het College op goede gronden heeft geconcludeerd dat appellant niet woonachtig was op het door hem opgegeven adres.
4.3. Dat appellant, zoals hij stelt, tegenover de DWI duidelijkheid had gegeven over zijn woonsituatie en daarom de wettelijke inlichtingenverplichting niet had geschonden is onjuist. Appellant had immers bij de DWI gemeld dat hij woonachtig was in de [naam straat] en dat bleek niet zo te zijn.
4.4. Appellant heeft ten slotte aangevoerd dat het College op grond van dringende redenen had moeten afzien van de terugvordering, omdat hij geen inkomen heeft en alleen maar schulden, zodat hij niet zal kunnen terugbetalen. De Raad deelt het standpunt van het College dat in hetgeen appellant heeft aangevoerd geen dringende redenen zijn gelegen om van terugvordering af te zien. Van onaanvaardbare sociale of financiële consequenties voor appellant is niet gebleken. Financiële gevolgen van een besluit tot terugvordering doen zich in het algemeen pas voor indien daadwerkelijk tot invordering wordt overgegaan. In dat kader heeft appellant als schuldenaar bovendien de bescherming van de regels omtrent de beslagvrije voet.
4.5. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman als voorzitter, en R.H.M. Roelofs en E.J.M. Heijs als leden, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2011.
(get.) J.C.F. Talman.
(get.) R.L.G. Boot.
HD