ECLI:NL:CRVB:2011:BQ6890
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om studiefinanciering voor een opleiding in Australië
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant, van Litouwse afkomst, die studiefinanciering wenst voor een opleiding in Australië. De Centrale Raad van Beroep behandelt de zaak naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep van de appellant tegen een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ongegrond verklaarde. De Minister had op 20 maart 2009 het verzoek van de appellant om studiefinanciering afgewezen, omdat hij niet tot de groep buitenlanders behoort die voor studiefinanciering met Nederlanders wordt gelijkgesteld. De rechtbank oordeelde dat de appellant, noch op basis van de Wet studiefinanciering 2000, noch op basis van het gemeenschapsrecht aanspraak kan maken op studiefinanciering.
De Raad overweegt dat de enkele omstandigheid dat de appellant voldoet aan extra voorwaarden voor meeneembare studiefinanciering niet betekent dat hij ook voldoet aan de overige voorwaarden voor het verkrijgen van studiefinanciering voor een studie in het buitenland. De appellant had zijn stiefvader gemachtigd om het hoger beroep in te stellen, en deze heeft tijdens de zitting de stelling ingenomen dat hij niet alleen op de informatie op de website van de Minister heeft vertrouwd, maar ook navraag heeft gedaan bij een Servicepunt van de Minister. De Raad concludeert echter dat er geen bewijs is dat de Minister toezeggingen heeft gedaan die de appellant recht zouden geven op studiefinanciering.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het beroep op het vertrouwensbeginsel van de appellant niet slaagt. De Raad wijst erop dat de informatie op de website van de Minister te algemeen is om de appellant te kunnen laten vertrouwen op een recht op studiefinanciering. De uitspraak wordt gedaan in het openbaar op 27 mei 2011.