ECLI:NL:CRVB:2011:BQ5764

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-4809 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de aangevallen uitspraak inzake proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 mei 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 22 juli 2010. Appellant, vertegenwoordigd door mr. F. Jagersma, had hoger beroep ingesteld omdat de rechtbank zijn verzoek om proceskostenvergoeding had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat niet was voldaan aan de voorwaarden voor een proceskostenveroordeling, omdat er geen tegemoetkoming was van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de bezwaren van appellant.

In hoger beroep stelde appellant dat er zowel formeel als materieel tegemoetgekomen was aan zijn bezwaren. De Raad overwoog dat de aangevallen uitspraak niet op de juiste wijze tot stand was gekomen. De rechtbank had verzuimd om appellant opnieuw toestemming te vragen voor het afdoen van de zaak buiten zitting, nadat appellant zijn beroep had ingetrokken en om proceskostenvergoeding had verzocht. Dit verzuim was in strijd met artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Raad oordeelde dat de aangevallen uitspraak vernietigd moest worden en dat de Minister in de proceskosten van appellant moest worden veroordeeld. De proceskosten werden begroot op € 874,--, inclusief de kosten voor rechtsbijstand in zowel beroep als hoger beroep. De Minister werd ook veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht van € 152,-- aan appellant. De uitspraak werd openbaar uitgesproken, waarbij de Raad de beslissing nam om de aangevallen uitspraak te vernietigen en de Minister te veroordelen in de proceskosten.

Uitspraak

10/4809 WSF
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 22 juli 2010, 10/826 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de Minister).
Datum uitspraak: 20 mei 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. F. Jagersma, advocaat te Bilthoven, hoger beroep ingesteld.
De Minister heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft daarop gereageerd.
Beide partijen hebben toestemming gegeven om de zaak zonder zitting af te doen.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het verzoek van appellant om zijn proceskosten te vergoeden afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat aan de voorwaarden voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet is voldaan omdat geen sprake is van een geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen door de Minister aan de bezwaren van appellant.
2. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Hij stelt zich op het standpunt dat zowel formeel als materieel bezien is tegemoetgekomen aan zijn bezwaren.
3.1. De Raad overweegt - ambtshalve - als volgt.
3.2. De Raad is van oordeel dat de aangevallen uitspraak niet op een juiste wijze tot stand is gekomen. Appellant heeft bij schrijven van 2 juni 2010 het beroep bij de rechtbank ingetrokken en daarbij verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft partijen verzocht om toestemming om zonder zitting op dit verzoek te beslissen. Appellant heeft deze toestemming op 14 juni 2010 verleend. De Minister heeft op 15 juni 2010 op het verzoek om proceskostenvergoeding gereageerd en op 17 juni 2010 bedoelde toestemming verleend. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en uitspraak gedaan. Daarbij heeft de rechtbank verzuimd aan appellant opnieuw - nadat hij had kennis genomen van de reactie van de Minister van 15 juni 2010 - toestemming te vragen voor het afdoen van de zaak buiten zitting. De aangevallen uitspraak is dan ook in strijd met artikel 8:57 van de Awb tot stand gekomen. Om die reden komt de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking.
3.3. Reeds gelet op hetgeen in 3.2 is overwogen bestaat er aanleiding de Minister te veroordelen in de proceskosten van appellant. De Raad behoeft dan ook geen oordeel meer te geven omtrent de materiële kant van de zaak.
4. De proceskosten worden begroot op € 437,-- voor verleende rechtsbijstand in beroep en op € 437,-- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 874,--.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Veroordeelt de Minister in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep tot een bedrag groot € 874,--;
Bepaalt dat de Minister aan appellant het betaalde griffierecht van € 152,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid van N.S.A. El Hana als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2011.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) N.S.A. El Hana.
NW