ECLI:NL:CRVB:2011:BQ4583

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-2989 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om terug te komen op eerder besluit inzake bijstandsherziening

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die op 16 april 2009 het beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem ongegrond verklaarde. Het College had eerder, op 5 september 2006, de bijstand van appellant over september 2005 herzien en een bedrag van € 191,48 teruggevorderd wegens verzwegen inkomsten uit arbeid. Appellant diende op 27 september 2007 een aanvraag in voor langdurigheidstoeslag op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), maar deze werd op 13 december 2007 afgewezen omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden van de WWB. Appellant verzocht op 24 april 2008 het College om terug te komen op dit besluit, maar het College weigerde dit op 25 april 2008 en handhaafde deze beslissing op 10 oktober 2008, met de reden dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren.

Tijdens de zitting op 29 maart 2011 was appellant niet aanwezig, maar het College werd vertegenwoordigd door mr. M.A. de Ronde. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het College bevoegd was om het verzoek van appellant af te wijzen, en dat het College in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik had kunnen maken. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 10 mei 2011.

Uitspraak

09/2989 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 16 april 2009, 08/4862 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem (hierna: College)
Datum uitspraak: 10 mei 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.E.L.T. Balkema, advocaat te Arnhem, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2011. Appellant is niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.A. de Ronde, werkzaam bij de gemeente Arnhem.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 5 september 2006 heeft het College de bijstand van appellant over de maand september 2005 herzien in verband met de door hem verzwegen inkomsten uit arbeid en de gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 191,48 van appellant teruggevorderd.
1.2. Op 27 september 2007 heeft appellant een aanvraag om langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 36 van de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. Bij besluit van 13 december 2007 heeft het College op deze aanvraag afwijzend beslist. Aan dit besluit ligt ten grondslag dat appellant niet gedurende een ononderbroken periode van 60 maanden een inkomen heeft gehad dat niet hoger is dan de bijstandsnorm. In verband met de inkomsten uit arbeid en de ontvangen bijstand in september 2005 heeft appellant in die maand een inkomen gehad dat hoger was dan de toepasselijke bijstandsnorm en voldoet hij om die reden niet aan de voorwaarde van artikel 36, eerste lid, aanhef en onder a, van de WWB. Dit besluit is in rechte onaantastbaar geworden.
1.3. Bij brief van 24 april 2008 heeft appellant het College verzocht terug te komen van het besluit van 13 december 2007. Bij besluit van 25 april 2008, gehandhaafd bij besluit op bezwaar van 10 oktober 2008, heeft het College afwijzend beslist op dit verzoek. Het College heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van
10 oktober 2008 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. In artikel 4:6, eerste lid, van de Awb is bepaald dat, indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beslissing een nieuwe aanvraag wordt gedaan, de aanvrager gehouden is nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden. Ingevolge het tweede lid kan het bestuursorgaan, wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 van de Awb, de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende besluit.
Artikel 4:6 Awb is van overeenkomstige toepassing op een verzoek om terug te komen van een rechtens onaantastbaar besluit als het onderhavige.
4.2. Bij zijn verzoek heeft appellant aangevoerd dat de inkomsten uit arbeid in de maand september 2005 inmiddels zijn gekort op de bijstandsuitkering, althans zijn terugbetaald aan het College en dat daardoor het inkomen van appellant in de betreffende periode van 60 maanden niet hoger is geweest dan de bijstandsnorm. Daarbij gaat het echter niet om nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in vorenbedoelde zin. Uit de informatie van de gemachtigde van het College ter zitting van de Raad is gebleken dat de terugvordering van bijstand tot het bedrag van € 191,48 is voldaan door middel van inhouding op de bijstandsuitkering van appellant en dat in mei 2007 de laatste termijn is afgelost, hetgeen appellant aan de hand van de verstrekte uitkeringsspecificaties heeft kunnen onderkennen. Derhalve was ten tijde van het besluit van
13 december 2007 de aflossing van genoemd bedrag al geruime tijd voltooid en berustte het verzoek van
24 april 2008 niet op nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden.
4.3. Het College was dan ook bevoegd met overeenkomstige toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb het verzoek af te wijzen. Naar het oordeel van de Raad kan niet worden gezegd dat het College niet in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of met een algemeen rechtsbeginsel.
4.4. Uit hetgeen is overwogen onder 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.F. Bandringa als voorzitter en E.J.M. Heijs en W.F. Claessens als leden, in tegenwoordigheid van J. van Dam als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2011.
(get.) J.F. Bandringa.
(get.) J. van Dam.
HD