op de hoger beroepen van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 12 februari 2009, 08/2719 (hierna: aangevallen uitspraak 1) en 31 maart 2010, 09/3529 (hierna: aangevallen uitspraak 2),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 11 mei 2011
Namens appellant heeft mr. D.A.. Harff, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld tegen aangevallen uitspraak 1. Mr. A.L. Kuit, advocaat te Rotterdam, heeft namens appellant hoger beroep ingesteld tegen aangevallen uitspraak 2. Mr. Kuit is de opvolgend gemachtigde in het hoger beroep tegen aangevallen uitspraak 1.
Het Uwv heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2011.
Appellant is, met bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.M.J. Evers.
1.1. Appellant is laatstelijk werkzaam geweest als pijpfitter/bankwerker gedurende 40 uur per week. Sedert april 2007 genoot hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet.
1.2. Op 14 september 2007 heeft appellant zich ziek gemeld wegens spanningsklachten, rug- en knieklachten, duizeligheid, moeheid in beide benen, trillende handen en een ontregelde diabetes mellitus.
2.1. Bij besluit van 1 april 2008 heeft het Uwv aan appellant meegedeeld dat hij met ingang van 5 april 2008 geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat hij op en na deze datum niet meer ongeschikt wordt geacht tot het verrichten van zijn arbeid.
2.2. Bij besluit van 27 mei 2008 (bestreden besluit 1) is het bezwaar van appellant tegen het besluit van 5 april 2008 ongegrond verklaard.
3. 1. Appellant heeft zich op 2 mei 2008 opnieuw ziek gemeld omdat zijn psychische klachten zouden zijn verergerd.
3.2. Bij besluit van 10 december 2008 heeft het Uwv aan appellant meegedeeld dat hij met ingang van 11 december 2008 geen recht heeft op ziekengeld, omdat hij op en na deze datum niet ongeschikt wordt geacht tot het verrichten van zijn arbeid.
3.3. Bij besluit van 2 september 2009 (bestreden besluit 2), voor zover thans van belang, is het bezwaar van appellant tegen het besluit van 10 december 2008 ongegrond verklaard.
4. Bij aangevallen uitspraak 1 heeft de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 1 ongegrond verklaard en bij aangevallen uitspraak 2 heeft de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond verklaard. De rechtbank zag geen aanleiding de bestreden besluiten voor onjuist te houden.
5. De Raad overweegt het volgende.
5.1. De Raad onderschrijft de overwegingen in aangevallen uitspraak 1 en ziet in hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd geen reden voor een ander oordeel dan dat van de rechtbank. Na de ziekmelding van 14 september 2007 is appellant onderzocht door een verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts, die bij het uitbrengen van hun rapporten beschikten over informatie van de behandelend sector. Op basis daarvan hebben zij het standpunt ingenomen dat de medisch objectiveerbare afwijkingen van appellant niet zodanig waren dat appellant het werk van pijpfitter/bankwerker, dat met name fysiek belastend is, met ingang van 5 april 2008 niet zou kunnen verrichten. De in hoger beroep door appellant overgelegde rapportages zijn door de bezwaarverzekeringsarts bezien. Die rapporten hebben de bezwaarverzekeringsarts geen aanleiding gegeven om zijn eerder ingenomen standpunt ten aanzien van de hersteld verklaring per 5 april 2008 te herzien. Daarbij is overwogen dat appellant per 2 mei 2008 voor de Ziektewet is geaccepteerd in afwachting van collegiale informatie.
5.2. Ook in deze zaak ziet de Raad geen reden voor een ander oordeel dan dat van de rechtbank. Na de ziekmelding met toegenomen klachten van 2 mei 2008 is appellant onderzocht door een verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts, die bij het uitbrengen van hun rapporten beschikten over informatie van de behandelend sector en van de op verzoek van het Uwv uitgebrachte rapportage van psychiater Winter van 7 november 2008. Diens conclusies weken af van de informatie van de behandelend sector. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat het Uwv doorslaggevende betekenis kon toekennen aan de conclusies van voornoemde psychiater. De Raad sluit zich aan bij de overwegingen van de rechtbank in aangevallen uitspraak 2.
5.3. Uit hetgeen is overwogen onder 5.1 en 5.2 volgt dat de aangevallen uitspraken moeten worden bevestigd.
6. Raad acht geen gronden aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraken.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en C.P.J. Goorden en B.M. van Dun als leden, in tegenwoordigheid van T. Dolderman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2011.