ECLI:NL:CRVB:2011:BQ4118

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-4638 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op ziekengeld en geschiktheid van functies na arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de beoordeling van het recht op ziekengeld van appellante, die als postbezorgster bij TNT werkzaam was en op 14 november 2007 uitviel door rug- en psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 16 juni 2008 vastgesteld dat appellante met ingang van 23 juni 2008 geen recht meer heeft op een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW). Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door het Uwv ongegrond werd verklaard. De rechtbank Roermond heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.

Appellante betwist de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek dat aan het besluit van het Uwv ten grondslag ligt. Zij stelt dat haar beperkingen zijn onderschat en dat de rechtbank ten onrechte geen deskundige-advies heeft ingewonnen. De Raad voor de Rechtspraak overweegt dat het Uwv de geschiktheid van de functie van postbezorgster heeft onderzocht en deze functie geschikt heeft geacht voor appellante. De Raad concludeert dat de door het Uwv vastgestelde beperkingen juist zijn en dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij gemiddeld meer dan acht uur per week werkzaam was.

De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat het Uwv op goede gronden heeft besloten appellante met ingang van 23 juni 2008 niet langer in aanmerking te brengen voor een uitkering ingevolge de ZW. De Raad ziet geen aanleiding om proceskosten te vergoeden, aangezien er geen termen aanwezig zijn voor een dergelijke vergoeding. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de zaak in het openbaar hebben behandeld.

Uitspraak

09/4638 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 9 juli 2009, 08/1483 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 11 mei 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante is hoger beroep ingesteld door mr. M.J.J. Smeets, advocaat te Roermond.
Het Uwv heeft een verweerschrift, met als bijlage een rapport van een bezwaarverzekeringsarts, ingediend.
Bij brief van 5 januari 2011 heeft het Uwv, op verzoek van de Raad, nadere informatie overgelegd waarop door appellante bij brief van 14 februari 2011 is gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2011. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Smeets. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W.J.M.H. Lagerwaard.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellante was, op basis van een contract voor bepaalde tijd, werkzaam als postbezorgster bij TNT-post, toen zij op 14 november 2007 voor dit werk met rug- en psychische klachten is uitgevallen. Naar aanleiding van die ziekmelding is appellante op het spreekuur van 16 juni 2008 door een verzekeringsarts onderzocht. Deze arts is tot de conclusie gekomen dat appellante met ingang van 23 juni 2008 geschikt is te achten voor haar arbeid. Bij besluit van 16 juni 2008 heeft het Uwv bepaald dat appellante met ingang van 23 juni 2008 geen recht meer heeft op een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW). Appellante heeft daartegen bezwaar gemaakt.
2. Bij besluit van 13 augustus 2008 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv, na een herbeoordeling door een bezwaarverzekeringsarts, het bezwaar van appellante tegen het besluit van 16 juni 2008 ongegrond verklaard.
3. De rechtbank heeft het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard.
4. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het medisch onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. Appellante stelt dat uit de rapportage van de door haar geraadpleegde verzekeringsarts L. Kalb, werkzaam bij medisch adviesbureau Triage, blijkt dat het onderzoek door de artsen van het Uwv onzorgvuldig was en dat haar beperkingen ten aanzien van het verrichten van haar arbeid zijn onderschat. Voorts heeft de rechtbank volgens appellante ten onrechte geen deskundige-advies ingewonnen. Ten slotte is appellante van mening dat de rechtbank ten onrechte geen consequenties heeft verbonden aan het feit dat het Uwv bij het bestreden besluit de in 2003 geduide functies heeft meegnomen in zijn beoordeling.
5. Het Uwv heeft in het verweerschrift het standpunt van appellante gemotiveerd weersproken.
6. De Raad overweegt als volgt.
6.1. Ingevolge artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid, als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld. Volgens vaste jurisprudentie van de Raad dient onder “zijn arbeid” in voormelde zin te worden verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding feitelijk verrichte arbeid. Dit is in het geval van appellante de functie van TNT-postbezorgster.
6.2. De Raad deelt het standpunt van appellante, dat het Uwv bij het bestreden besluit ten onrechte de in het verleden in het kader van een beoordeling op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering geduide functies op hun passendheid heeft beoordeeld. Dit behoeft, anders dan appellante heeft bepleit, niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit te leiden, nu het Uwv ook de geschiktheid van de functies van TNT-postbezorgster heeft onderzocht en die functie met ingang van 23 juni 2008 geschikt heeft geacht voor appellante.
6.3. Voorts ziet de Raad geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de bevindingen van de bezwaarverzekeringsarts. Daarbij tekent de Raad aan dat de bezwaarverzekeringsarts appellante op het spreekuur van 17 juli 2008 heeft onderzocht en bij zijn beoordeling ook de beschikking had over het rapport van de verzekeringsarts en over informatie van de appellante behandelend orthopaedisch chirurg C.F. van der Jagt. Op grond van de door appellante verstrekte informatie, de eigen onderzoeksbevindingen en de reeds aanwezige gegevens van de behandelend sector heeft de bezwaarverzekeringsarts naar het oordeel van de Raad kunnen concluderen dat voldoende informatie aanwezig was om tot een adequate oordeelsvorming te kunnen komen en appellantes beperkingen vast te stellen. In hoger beroep is op verzoek van de Raad door de bezwaarverzekeringsarts nader toegelicht dat de in 2003 bij appellante aangenomen beperkingen, welke zijn neergelegd in de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 19 augustus 2003, op de datum in geding actueel waren. Appellantes standpunt dat uit het rapport van de door haar geraadpleegde verzekeringarts Kalb blijkt dat haar beperkingen zijn onderschat en dat zij wegens het dragen van een korset niet in staat is te fietsen volgt de Raad niet. De door Klab voorgestelde beperkingen komen overeen met de in de FML opgenomen beperkingen en het dragen van een korset was niet verplicht bij alle normale dagelijkse activiteiten.
6.4. Uitgaande van de juistheid van de bij appellante vastgestelde beperkingen is de Raad, mede gelet op de door appellante ter zitting gegeven toelichting op haar werkzaamheden en het in hoger beroep overgelegde rapport van de bezwaarverzekeringarts, van oordeel dat appellantes belastbaarheid in de functie van postbezorgster niet wordt overschreden.
6.5. De eerst ter zitting door appellante naar voren gebrachte beroepsgrond dat door het Uwv ten onrechte is uitgegaan van een urenomvang van 8 uur per week, terwijl zij gemiddeld 20 uur per week als postbezorgster werkzaam was, treft geen doel. Gelet op de arbeidsovereenkomst, waarin staat dat appellante gemiddeld 7,5 uur per week werkt en de loongegevens over de periode november 2006 tot en met oktober 2007 acht de Raad het niet aannemelijk dat appellante gemiddeld meer dan acht uur per week werkzaam was.
6.6. Gelet op het vorenstaande is de Raad van oordeel dat het Uwv op goede gronden heeft besloten appellante met ingang van 23 juni 2008 niet langer in aanmerking te brengen voor een uitkering ingevolge de ZW.
7. Uit hetgeen onder 6.2 tot en met 6.6 is overwogen volgt dat de aamgevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
8. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake de vergoeding van de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en C.P.J. Goorden en B.M. van Dun als leden, in tegenwoordigheid van T. Dolderman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2011.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) T. Dolderman.
IvR