ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3624
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- B.M. van Dun
- M.A. Hoogeveen
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en vaststelling van beperkingen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 8 juli 2009, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellant, die sinds 30 april 2006 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, meldde zich per 31 juli 2006 ziek. Na zijn aanvraag voor een WIA-uitkering werd hij onderzocht door een verzekeringsarts, die een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opstelde. Op basis van deze lijst concludeerde het Uwv dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de weigering van de WIA-uitkering.
Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit en werd gehoord in een hoorzitting, waarna de FML werd aangepast. Desondanks handhaafde het Uwv zijn standpunt dat appellant in staat was de geduide functies te verrichten. In hoger beroep stelde appellant dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig was uitgevoerd en dat er meer beperkingen aangenomen moesten worden. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat het onderzoek niet zorgvuldig was en dat de vastgestelde beperkingen juist waren.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling van het Uwv. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 4 mei 2011, waarbij de Raad de eerdere beslissing van de rechtbank bekrachtigde.