ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3172
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAJONG-uitkering en verzoek om terug te komen van besluit
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin het verzoek om een WAJONG-uitkering werd afgewezen. Appellante had eerder een verzoek ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen van een besluit van 11 mei 2007, waarin haar aanvraag voor een Wajong-uitkering was afgewezen. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, omdat er geen nieuwe feiten of gewijzigde omstandigheden waren die een heroverweging van het besluit konden rechtvaardigen.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 29 april 2011 uitspraak gedaan. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die het Uwv zouden verplichten om terug te komen op het eerdere besluit. De Raad benadrukte dat volgens artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van een verzoeker verwacht mag worden dat hij nieuwe feiten of veranderde omstandigheden vermeldt die een herziening van het besluit rechtvaardigen. Aangezien appellante dit niet had gedaan, kon het verzoek worden afgewezen.
De Raad concludeerde dat de door appellante aangevoerde medische gegevens niet nieuw waren en dat deze geen aanleiding gaven om aan de eerdere beslissing te twijfelen. De Raad wees erop dat de bezwaarverzekeringsarts overtuigend had uiteengezet dat de door appellante genoemde aandoeningen op haar 18e verjaardag niet aanwezig waren of niet tot andere beperkingen hadden geleid. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en de beslissing werd in het openbaar uitgesproken.