ECLI:NL:CRVB:2011:BQ2708
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de WW-uitkering en de vaststelling van de eerste werkloosheidsdag
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de hoogte van de WW-uitkering van appellant en de vaststelling van zijn eerste werkloosheidsdag. Appellant had op 16 november 2009 een aanvraag ingediend voor een WW-uitkering, welke door het Uwv bij besluit van 3 december 2009 werd goedgekeurd met een dagloon van € 59,51. Appellant was het niet eens met de vaststelling dat zijn eerste werkloosheidsdag op donderdag 19 november 2009 viel, en stelde dat hij recht had op een uitkering vanaf woensdag 18 november 2009. Hij voerde aan dat zijn vaste vrije dag op donderdag viel en dat het Uwv ten onrechte had aangenomen dat hij op woensdagen niet werkte.
De rechtbank Breda verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij werd overwogen dat het Uwv terecht had vastgesteld dat de eerste werkloosheidsdag op donderdag viel. De rechtbank baseerde deze beslissing op een e-mail van WerkNu, waaruit bleek dat de vrije dag van appellant was veranderd naar woensdag. Appellant had geen bewijs geleverd dat deze wijziging niet correct was. De rechtbank oordeelde ook dat het dagloon correct was berekend volgens de relevante wetgeving.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank de gronden van appellant op juiste wijze had besproken en gemotiveerd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen nieuwe gezichtspunten waren gepresenteerd die de eerdere beslissing konden weerleggen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak zonder proceskostenveroordeling.