ECLI:NL:CRVB:2011:BQ2327
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidseisen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 april 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Alkmaar. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen, omdat zij minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het besluit van het Uwv op een deugdelijke medische grondslag was gebaseerd en had het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante stelde in hoger beroep dat haar beperkingen waren onderschat en dat de rapportage van de psychiater J. Groenendijk te beperkt was geïnterpreteerd. Ze voerde aan dat ze niet in staat was om de geduide functies te vervullen, onder andere omdat ze niet zelfstandig gebruik kon maken van openbaar vervoer. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat appellante in bezwaar, beroep en hoger beroep geen objectieve medische onderbouwing had gegeven voor haar standpunten. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat appellante in staat werd geacht om te werken, zij het niet meer dan 15 uur per week.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 22 april 2011, waarbij de Raad de aangevallen uitspraak bevestigde voor zover deze was aangevochten. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, met de griffier aanwezig.