ECLI:NL:CRVB:2011:BQ2283
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht. De Centrale Raad van Beroep heeft op 22 april 2011 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. B.A. Fijma, heeft in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten aangevoerd die de eerdere beslissing van de rechtbank zouden kunnen ondermijnen. De Raad heeft vastgesteld dat er voldoende medische grondslag is voor de beslissing van het Uwv, dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat zijn belastbaarheid onjuist was vastgesteld. De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet tot een ander oordeel leidden. De stelling dat appellant sinds twee jaar last heeft van tia's werd verworpen, omdat dit na de datum in geding was. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de geduide functies de belastbaarheid van appellant niet overschrijden. De Raad heeft het hoger beroep afgewezen, maar heeft het Uwv wel veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellant, die in totaal € 966,-- bedragen, en heeft bepaald dat het Uwv het betaalde griffierecht van € 149,-- aan appellant vergoedt.