ECLI:NL:CRVB:2011:BQ2283

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-4725 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht. De Centrale Raad van Beroep heeft op 22 april 2011 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. B.A. Fijma, heeft in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten aangevoerd die de eerdere beslissing van de rechtbank zouden kunnen ondermijnen. De Raad heeft vastgesteld dat er voldoende medische grondslag is voor de beslissing van het Uwv, dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat zijn belastbaarheid onjuist was vastgesteld. De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet tot een ander oordeel leidden. De stelling dat appellant sinds twee jaar last heeft van tia's werd verworpen, omdat dit na de datum in geding was. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de geduide functies de belastbaarheid van appellant niet overschrijden. De Raad heeft het hoger beroep afgewezen, maar heeft het Uwv wel veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellant, die in totaal € 966,-- bedragen, en heeft bepaald dat het Uwv het betaalde griffierecht van € 149,-- aan appellant vergoedt.

Uitspraak

09/4725 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 24 juli 2009, 08/1259 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 22 april 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B.A. Fijma, advocaat te Zwijndrecht, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2011. Appellant werd vertegenwoordigd door mr. Fijma en het Uwv door mr. P.C.M. Huijzer.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 23 april 2008 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant ingaande 24 juni 2008 geen WIA-uitkering kan krijgen omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.2. Het Uwv heeft het hiertegen ingediende bezwaar bij besluit van 22 september 2008 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen dat besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank onder meer overwogen dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn belastbaarheid op de datum in geding onjuist is vastgesteld. De aanwezigheid van cardiale afwijkingen, de verstopping van bloedvaten in de hersenen en de bloedarmoede op de datum in geding zijn niet met objectief medische gegevens onderbouwd. De bezwaarverzekeringsarts heeft de informatie van de huisarts van appellant bij de bepaling van de belastbaarheid betrokken. De rechtbank heeft voorts geen twijfel aan het standpunt van het Uwv dat geen urenbeperking geïndiceerd is. De rechtbank ziet evenmin aanleiding voor twijfel aan de juistheid van de arbeidskundige beoordeling.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank onvoldoende gemotiveerd is voorbij gegaan aan de stelling van appellant dat sprake is van een steeds verslechterende gezondheidstoestand. Ter zitting heeft hij aangegeven dat het kort voor de zitting door het Uwv overgelegde rapport van de arbeidsdeskundige heeft ontbroken in de procedure bij de rechtbank, hetgeen er toe leidt dat het bestreden besluit moet worden vernietigd.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd bevat, in vergelijking met zijn stellingname in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank. De Raad voegt daar nog aan toe dat appellant ook in hoger beroep geen medische informatie heeft overgelegd die tot een ander oordeel moet leiden. De stelling van appellant dat hij sinds twee jaar last heeft van tia’s leidt evenmin tot een andere conclusie, reeds omdat dit ruim na de datum in geding – 24 juni 2008 – is.
4.3. Met betrekking tot de arbeidskundige kant van de zaak overweegt de Raad dat het Uwv door middel van het rapport van de arbeidsdeskundige van 25 mei 2009 voldoende heeft gemotiveerd dat de geduide functies de belastbaarheid van appellant niet overschrijden. De Raad ziet aanleiding het feit dat deze toelichting pas in hoger beroep is gegeven te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht. Wel bestaat er reden het Uwv te veroordelen in de door appellant in beroep en in hoger beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten worden begroot op € 322,-- voor verleende rechtsbijstand in beroep en € 644,-- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 966,--.
5. Het hoger beroep slaagt niet.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep tot een bedrag groot € 966,--, te betalen aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het betaalde griffierecht van € 149,-- vergoedt.
Aldus gegeven door I.M.J. Hilhorst-Hagen als voorzitter en G. van der Wiel en J.J.T. van den Corput als leden, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 april 2011.
(get.) I.M.J. Hilhorst-Hagen.
(get.) T.J. van der Torn.
JL