ECLI:NL:CRVB:2011:BQ0773
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding door het Uwv na beschuldigingen van terrorisering door appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 april 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die woonachtig is in de Bondsrepubliek Duitsland. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 25 november 2008, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond was verklaard. Het Uwv had op 1 april 2008 besloten om het verzoek van appellant om schadevergoeding af te wijzen, en dit besluit werd door de rechtbank bevestigd.
Tijdens de zitting op 25 februari 2011 heeft appellant zijn standpunt toegelicht, waarin hij stelde dat hij door het Uwv was geterroriseerd, wat volgens hem de reden was dat hij niet de uitkering ontving waarop hij recht had. De Raad heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de rechtbank op juiste wijze de besluiten van het Uwv heeft beoordeeld en dat geen van deze besluiten onrechtmatig was. Hierdoor was er geen grond voor schadevergoeding.
De Raad heeft verder overwogen dat de door appellant aangevoerde handelingen van het Uwv, hoe ernstig ook, niet van invloed zijn op de rechtmatigheid van de besluiten. De Raad heeft bevestigd dat de civiele rechter bevoegd is om te oordelen over de door appellant gestelde handelingen van het Uwv en de daaruit voortvloeiende schade. Gelet op deze overwegingen heeft de Raad het hoger beroep van appellant ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en B. Barentsen als leden, in aanwezigheid van griffier T.J. van der Torn. De beslissing is openbaar uitgesproken op 8 april 2011.