ECLI:NL:CRVB:2011:BQ0129
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Brand
- C.W.J. Schoor
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkering en het vertrouwensbeginsel
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een onverschuldigd betaalde uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellante, vertegenwoordigd door mr. A.G.B. Bergenhenegouwen, heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zutphen. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. Appellante stelde dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) haar met een brief van 29 juli 2008 het vertrouwen had gewekt dat terugvordering achterwege zou blijven.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 1 april 2011 uitspraak gedaan. De Raad overweegt dat er geen uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en ongeclausuleerde toezeggingen van het Uwv aan appellante zijn gedaan die haar het gerechtvaardigde vertrouwen zouden hebben gegeven dat het onterecht ontvangen bedrag niet zou worden teruggevorderd. De Raad concludeert dat appellante zich had moeten wenden tot het Uwv voor duidelijkheid over de consequenties van de betalingen, wat zij niet heeft gedaan.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J. Brand als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.