ECLI:NL:CRVB:2011:BP9774

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6918 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 maart 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende de herziening van zijn WAO-uitkering. Appellant, die eerder een uitkering ontving op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, heeft bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn uitkering per 29 september 2008. Het Uwv heeft in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 6 oktober 2008 vastgesteld dat appellant, ondanks zijn beperkingen, in staat is om werkzaamheden te verrichten in passende functies, wat resulteert in een verlies aan verdienvermogen van 15% tot 25%.

De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit is onderschreven. In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald dat hij meer beperkt is dan door het Uwv is vastgesteld en heeft hij een rapport van psycholoog J. Hamacher overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt. De Raad heeft psychiater G.T. Gerssen als deskundige benoemd, die in zijn rapport van 27 december 2010 bevestigde dat de belastbaarheid van appellant correct was vastgesteld door het Uwv.

De Raad heeft overwogen dat het oordeel van een onafhankelijke deskundige doorgaans gevolgd wordt, mits dit goed gemotiveerd is. In dit geval heeft de Raad geconcludeerd dat het onderzoek door Gerssen volledig en zorgvuldig was. De Raad heeft vastgesteld dat appellant met zijn beperkingen in staat moet worden geacht de aan de schatting ten grondslag gelegde functies te vervullen. De Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd, waarbij ook het verzoek om schadevergoeding is afgewezen.

De uitspraak is gedaan door M. Greebe als voorzitter en D.E.P.M. Bary als griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 maart 2011.

Uitspraak

09/6918 WAO (gerectificeerde uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 9 december 2009, 08/3108
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 30 maart 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant is hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2010. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. J.A. van Ham, advocaat te Veenendaal. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.M.M. Schalkwijk.
Na de behandeling van het geding ter zitting van de Raad is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest, in verband waarmee de Raad heeft besloten het onderzoek te heropenen.
De door de Raad als deskundige voor het instellen van een onderzoek benoemde psychiater G.T. Gerssen heeft op 27 december 2010 gerapporteerd. Namens appellant heeft mr. Van Ham een reactie op dit rapport ingezonden.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna hij het onderzoek heeft gesloten.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 28 juli 2008 heeft het Uwv de aan appellant toegekende uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die laatstelijk berekend was naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 29 september 2008 ingetrokken. Het tegen dit besluit door appellant gemaakte bezwaar is door het Uwv bij het besluit van 10 oktober 2008 (hierna: bestreden besluit) gegrond verklaard. Deze beslissing berust op het standpunt dat appellant met inachtneming van zijn medische beperkingen, vastgelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 6 oktober 2008, geschikt is te achten tot het verrichten van werkzaamheden in passende functies, resulterend in een verlies aan verdienvermogen van 15% tot 25%.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreven en het beroep van appellant ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep zijn ook bij de rechtbank ingenomen standpunt gehandhaafd dat hij meer beperkt is dan door het Uwv is vastgesteld. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft hij een op 15 juni 2010 opgemaakt rapport van psycholoog J. Hamacher ingezonden. Appellant heeft verder aangevoerd dat het onbegrijpelijk is dat bij een ongewijzigde medische toestand en een ongewijzigde schattingsmethodiek toch een andere mate van arbeidsongeschiktheid volgt. Voorts zijn ten onrechte de functies waarop de schatting is gebaseerd niet met hem besproken.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad heeft in hetgeen appellant heeft aangevoerd aanleiding gezien psychiater G.T. Gerssen als deskundige te benoemen voor het instellen van een onderzoek. In zijn rapport van 27 december 2010 heeft Gerssen op vragen van de Raad geantwoord zich te kunnen verenigen met de door een bezwaarverzekeringsarts van het Uwv vastgestelde belastbaarheid van appellant.
4.2. Volgens vaste rechtspraak pleegt de Raad het oordeel van een onafhankelijke door hem ingeschakelde deskundige te volgen, mits de deskundige zijn bevindingen en conclusies op inzichtelijke wijze en naar behoren heeft gemotiveerd. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan in dit geval van dat uitgangspunt zou moeten worden afgeweken is de Raad niet gebleken. De Raad is van oordeel dat het door Gerssen verricht onderzoek volledig en zorgvuldig is geweest. Gelet hierop concludeert de Raad dat het Uwv de belastbaarheid van appellant per 29 september 2008 met de FML van 6 oktober 2008 juist heeft vastgesteld.
4.3. Uitgaande van de juistheid van de FML van 6 oktober 2008 is de Raad verder van oordeel dat appellant met zijn beperkingen in staat moet worden geacht de aan de schatting ten grondslag gelegde functies te vervullen. De Raad acht in dit verband de bij de geselecteerde functies voorkomende signaleringen in het arbeidskundig rapport van 9 oktober 2008 afdoende toegelicht.
4.4. Appellant heeft betoogd dat de geselecteerde functies niet met hem zijn besproken. De Raad gaat aan dit betoog voorbij. Bij het besluit van 28 juli 2008 is - onbetwist - gevoegd een afschrift van het arbeidskundig rapport van 22 november 2007, waarin is opgenomen een opsomming van de functies waarop de schatting is gebaseerd. Bij dat besluit is aan appellant meegedeeld dat, met inachtneming van een uitlooptermijn van twee maanden, zijn WAO-uitkering met ingang van 29 september 2008 wordt ingetrokken. Hiermee is voldaan aan de uit oogpunt van het rechtszekerheidsbeginsel vereiste van aanzegging aan appellant.
4.5. De Raad deelt tot slot niet de opvatting van appellant, die er op neer komt dat bij een ongewijzigde medische toestand en een ongewijzigde schattingsmethodiek de mate van arbeidsongeschiktheid ongewijzigd dient te blijven. Een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling als de onderhavige schatting is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidsdeskundig onderzoek. Aan de arbeidskundige beoordeling is inherent dat elementen die bij de schatting in aanmerking moeten worden genomen in de loop van de tijd kunnen wijzigen. Dit betekent dat een herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van een verzekerde bij gelijkblijvende medische beperkingen kan leiden tot een gewijzigde indeling in een arbeidsongeschiktheidsklasse, zowel in een hogere als een lagere klasse.
4.6. Uit hetgeen is overwogen in 4.1 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
5. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe als voorzitter, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2011.
(get.) M. Greebe.
(get.) D.E.P.M. Bary.
KR