ECLI:NL:CRVB:2011:BP8494
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van Wajong-uitkering en beoordeling van bijzondere gevallen
In deze zaak gaat het om de toekenning van een Wajong-uitkering aan appellante, die per 14 oktober 2007 is aangevraagd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 18 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Groningen, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. Appellante stelde dat zij niet eerder een aanvraag om een Wajong-uitkering kon indienen, omdat haar klachten en beperkingen zich tijdens haar adolescentie nog niet manifesteerden. De Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en de relevante bepalingen omtrent bijzondere gevallen zoals genoemd in artikel 29, tweede lid, van de Wajong.
De Raad overweegt dat er geen sprake is van een bijzonder geval, zoals bedoeld in de wet, omdat appellante niet tijdig een aanvraag heeft ingediend. De Raad wijst erop dat onbekendheid met het bestaan van de Wajong of de mogelijkheid om een uitkering aan te vragen, op zichzelf geen bijzonder geval oplevert. Appellante had in 2008 een aanvraag ingediend, maar de Raad concludeert dat zij niet in verzuim was en dat er geen aanknopingspunten zijn voor de stelling dat zij psychotisch of schizofreen was, wat een uitzondering zou kunnen rechtvaardigen.
De uitspraak bevestigt dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de reguliere regels rechtvaardigden. De rechtbank heeft de beroepsgrond van appellante dat het Uwv ten onrechte heeft vastgesteld dat er geen sprake was van een bijzonder geval, niet gehonoreerd. De Raad bevestigt de beslissing van de rechtbank en wijst de verzoeken van appellante af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is openbaar gedaan.