ECLI:NL:CRVB:2011:BP8138

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1379 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag compensatie eigen risico Zorgverzekeringswet 2008

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 maart 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van het Centraal Administratiekantoor B.V. (CAK) tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag door betrokkene voor compensatie van het eigen risico voor het jaar 2008, zoals geregeld in de Zorgverzekeringswet (Zvw). Betrokkene had op 19 februari 2009 een aanvraag ingediend, die door het CAK op 18 maart 2009 werd afgewezen. Het CAK stelde dat betrokkene niet voldeed aan de voorwaarden voor compensatie, omdat er niet meer dan 180 standaarddagdoseringen (DDD's) van een werkzame stof waren afgeleverd in de refertejaren 2006 en 2007.

De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het CAK opgedragen de aanvraag te honoreren. Het CAK ging hiertegen in hoger beroep, waarbij het betoogde dat de rechtbank een onjuiste maatstaf had aangelegd door het gebruik van medicijnen in plaats van de aflevering ervan als criterium te hanteren.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling bevestigd dat de aflevering van medicijnen de relevante maatstaf is. De Raad concludeerde dat betrokkene in beide refertejaren niet voldeed aan de eis van meer dan 180 DDD's, aangezien in 2006 180 DDD's en in 2007 225 DDD's waren afgeleverd. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond, waarmee de afwijzing van het CAK werd bevestigd. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

10/1379 ZVW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
Centraal Administratiekantoor B.V. (hierna: CAK)
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 5 februari 2010, 09/1367 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
[Betrokkene], wonende te [woonplaats], (hierna: betrokkene)
en
CAK
Datum uitspraak: 1 maart 2011
I. PROCESVERLOOP
CAK heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 8 december 2010. Partijen zijn - met voorafgaand bericht - niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Betrokkene heeft op 19 februari 2009 bij CAK een aanvraag ingediend om compensatie van het eigen risico voor het jaar 2008, als bedoeld in artikel 118a van de Zorgverzekeringswet (Zvw).
1.2. CAK heeft bij besluit van 18 maart 2009 de aanvraag van betrokkene afgewezen. CAK heeft daartoe overwogen dat betrokkene niet voldoet aan de ingevolge de Zvw geldende voorwaarden om de compensatie eigen risico te ontvangen.
1.3. Betrokkene heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en daarbij overgelegd een medicatielijst van haar [naam apotheek] te [vestigingsplaats].
1.4. Bij besluit van 8 april 2009 heeft CAK het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 18 maart 2009 kennelijk ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het besluit van 8 april 2009 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, het besluit van 18 maart 2009 herroepen en bepaald dat betrokkene in aanmerking komt voor de compensatie van het verplichte eigen risico in 2008, zijnde € 47,--. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het CAK heeft vastgehouden aan de maatstaf van in de refertejaren afgeleverde medicijnen en geen rekening heeft gehouden met de gebruikte medicijnen, hetgeen niet strookt met doel en strekking van de van toepassing zijnde regelgeving.
3.1. CAK heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Het heeft gemotiveerd aangevoerd dat de rechtbank een onjuiste maatstaf heeft aangelegd door niet de aflevering, maar het gebruik van medicijnen bepalend te achten voor het recht op compensatie eigen risico Zvw.
4.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2. De Raad verwijst voor wat betreft het van toepassing zijnde wettelijke kader naar zijn uitspraak van 19 oktober 2010, LJN BN9985. Op basis van het in deze uitspraak weergegeven samenstel van wettelijke bepalingen is de Raad van oordeel dat voor de beoordeling van het recht op compensatie eigen risico bepalend is of een verzekerde in de twee opvolgende jaren voorafgaande aan het jaar waarop de uitkering betrekking heeft is ingedeeld in bij ministeriële regeling aangewezen farmaceutische kostengroepen (FKG’s) dan wel op 1 juli van het jaar waarop de uitkering betrekking heeft, zonder onderbreking meer dan een half jaar in een AWBZ-instelling heeft verbleven. Met CAK is de Raad van oordeel dat een verzekerde in een bepaald jaar in een FKG dient te worden ingedeeld, indien aan hem in dat jaar meer dan 180 standaarddagdoseringen (DDD’s) van een relevant geneesmiddel zijn afgeleverd. De Raad heeft reeds eerder - in r.o. 4.4.2 van zijn uitspraak van 9 november 2010, LJN BO3791 - overwogen dat niet het feitelijk gebruik van medicijnen, maar de aflevering ervan de hier aan te leggen maatstaf vormt. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep doel treft en dat de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad beoordelen of het beroep van betrokkene gegrond dient te worden verklaard.
4.3. In beroep heeft CAK, naar aanleiding van de door betrokkene ingezonden lijst met aan haar door haar apotheek afgeleverde medicijnen, navraag gedaan bij Vektis. Vektis heeft - na toestemming van betrokkene - aan CAK de afleverhistorie van medicijnen in 2006 en 2007 verstrekt. CAK heeft onder verwijzing naar deze lijst gemotiveerd aangegeven dat betrokkene noch in 2006 noch in 2007 voldoet aan de voorwaarde dat in beide refertejaren sprake moet zijn geweest van de aflevering van meer dan 180 DDD’s van een werkzame stof. Blijkens de door Vektis ingezonden afleverhistorie zijn zowel in 2006 als in 2007 precies 180 DDD’s van de werkzame stof metformine afgeleverd. Betrokkene heeft bij brief van 25 oktober 2009 opnieuw een medicatielijst van haar [naam apotheek] te [vestigingsplaats] overgelegd. De Raad stelt vast dat uit deze lijst blijkt dat de informatie van Vektis over 2007 niet klopt, nu aan betrokkene in 2007 900 tabletten van 500 mg metformine - 225 DDD’s - zijn afgeleverd. Partijen verschillen echter niet van mening over de aflevering van 720 tabletten metformine - 180 DDD’s - in 2006. Zoals de Raad in r.o. 4.2.1 van zijn uitspraak van 9 november 2010, LJN BO3785, heeft geoordeeld gaat het - in beide refertejaren - om méér dan 180 afgeleverde DDD’s. Dit leidt de Raad tot de conclusie dat het beroep van betrokkene ongegrond dient te worden verklaard.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van J. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2011.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) J. de Jong.
IJ