ECLI:NL:CRVB:2010:BO3785

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6544 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie eigen risico Zorgverzekeringswet en indeling in farmaceutische kostengroepen

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag om compensatie van het eigen risico voor het jaar 2008, zoals bedoeld in artikel 118a van de Zorgverzekeringswet (Zvw). De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat voor de beoordeling van het recht op compensatie bepalend is of een verzekerde in de twee voorafgaande jaren is ingedeeld in bij ministeriële regeling aangewezen farmaceutische kostengroepen (FKG's) of op 1 juli van het jaar waarop de uitkering betrekking heeft, zonder onderbreking meer dan een half jaar in een AWBZ-instelling heeft verbleven. De Raad concludeert dat een verzekerde in een bepaald jaar in een FKG moet worden ingedeeld indien aan hem in dat jaar meer dan 180 standaarddagdoseringen van een relevant geneesmiddel zijn afgeleverd. Dit oordeel wordt ondersteund door de Nota van toelichting bij het Besluit Zorgverzekering.

Appellant, D.N.M. Veenstra, had in bezwaar gegevens overgelegd waaruit blijkt welke medicijnen in 2006 en 2007 aan hem zijn geleverd. De Raad stelt vast dat het niet op voorhand duidelijk is op welke grond het Centraal Administratiekantoor (CAK) heeft geconcludeerd dat appellant in 2006 wel en in 2007 niet in een FKG is ingedeeld. De Raad oordeelt dat een nader onderzoek door CAK naar de juistheid van de door Vektis verstrekte informatie niet had mogen uitblijven. Het besluit op bezwaar van 17 juni 2009 wordt vernietigd, evenals de aangevallen uitspraak van de rechtbank Roermond, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard.

De Raad verklaart het beroep tegen het besluit van 17 juni 2009 gegrond en vernietigt dit besluit wegens strijd met de wet. De rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit worden in stand gelaten. Het beroep op het vertrouwensbeginsel van appellant wordt afgewezen, omdat de folder die hij aanhaalt geen concrete toezeggingen bevatte. De Raad veroordeelt het CAK in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.518,-- en bepaalt dat het CAK het griffierecht van in totaal € 146,-- aan appellant vergoedt.

Uitspraak

09/6544 ZVW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
D.N.M. Veenstra, wonende te Venlo, (hierna: appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 27 oktober 2009, 09/1035 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
appellant
en
Centraal Administratiekantoor B.V. (hierna: CAK)
Datum uitspraak: 9 november 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.H. de Bruin, werkzaam bij CNV Vakcentrale te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld op 9 juni 2010. Voor appellant is verschenen mr. De Bruin. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Eckhardt, S. Bakker en J.S. Paulus van Pauwvliet, allen werkzaam bij CAK.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant heeft op 30 oktober 2008 bij CAK een aanvraag ingediend om compensatie van het eigen risico voor het jaar 2008, als bedoeld in artikel 118a van de Zorgverzekeringswet (Zvw).
1.2. CAK heeft bij besluit van 18 december 2008 de aanvraag van appellant afgewezen. Zij heeft daartoe overwogen dat appellant niet voldoet aan de ingevolge de Zvw geldende voorwaarden om de compensatie eigen risico te ontvangen.
1.3. Bij besluit van 17 juni 2009 heeft CAK het bezwaar van appellant tegen het besluit van 18 december 2008 ongegrond verklaard. CAK heeft zich, voor zover hier van belang, op het standpunt gesteld dat als voorwaarde voor het in aanmerking komen van de compensatie eigen risico 2008 onder meer geldt dat de belanghebbende in verband met medicijngebruik is ingedeeld in een bij ministeriële regeling aangewezen farmaceutische kostengroep (hierna: FKG) in de twee jaren voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft. CAK heeft verder overwogen dat bij de beoordeling van de aanvraag van appellant is uitgegaan van de juistheid van de namens de zorgverzekeraar van betrokkene door Vektis c.v. (hierna: Vektis) aangeleverde gegevens. Naar aanleiding van het bezwaar van appellant heeft CAK Vektis nogmaals gevraagd te controleren of appellant in zowel 2006 als in 2007 in een FKG is ingedeeld of ingedeeld zou moeten zijn. CAK heeft vervolgens vastgesteld dat appellant wel in 2006, maar niet in 2007 in een FKG is ingedeeld. CAK heeft daarop geconcludeerd dat appellant niet in aanmerking komt voor de compensatie eigen risico 2008 en de afwijzing van de onder 1.1 genoemde aanvraag gehandhaafd. CAK heeft afgezien van het houden van een hoorzitting, omdat het bezwaar van appellant kennelijk ongegrond is.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 17 juni 2009 ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank geoordeeld dat de door CAK gehanteerde werkwijze berust op een juist interpretatie van het wettelijk kader en de aan CAK daarin toebedeelde taak. Naar het oordeel van de rechtbank dient CAK zijn besluiten betreffende het al dan niet verstrekken van compensatie te baseren op de gegevens die aan hem worden verstrekt door de zorgverzekeraars. Uit het systeem van de regelgeving volgt dat CAK geen zelfstandig oordeel geeft over de vraag of een bepaalde verzekerde in een FKG ingedeeld behoort te zijn en dat CAK dient uit te gaan van de juistheid van de door Vektis aan hem verstrekte gegevens. Voorts heeft de rechtbank nog overwogen dat op basis van de in beroep door CAK met toestemming van appellant opgevraagde en overgelegde gegevens betreffende het medicijngebruik van appellant niet gebleken is dat de door Vektis aangeleverde gegevens onjuist waren. Het feit dat appellant dagelijks medicijnen gebruikt brengt niet mee dat aan het wettelijk criterium om in aanmerking te komen voor compensatie van het eigen risico is voldaan. Bepalend bij de vraag of een verzekerde kan worden ingedeeld in een FKG is naar het oordeel van de rechtbank de hoeveelheid afgeleverde medicijnen.
3.1.1. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat CAK het bezwaar ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard. Appellant heeft namelijk in de bezwaarfase gegevens overgelegd aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of indeling in een FKG had dienen plaats te vinden. Naar de mening van appellant had CAK deze gegevens in bezwaar dienen te onderzoeken.
3.1.2. Voorts heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank uitgaat van een onjuist criterium bij de beoordeling van de vraag of een verzekerde in aanmerking komt voor compensatie eigen risico. Blijkens een door CAK gebruikte informatiefolder heeft ene verzekerde recht op compensatie eigen risico als voldaan is aan de volgende voorwaarde: “U gebruikte in 2006 en 2007 veel medicijnen. U kreeg 180 dagen per jaar een medicijn voorgeschreven voor een ... psychische aandoening”. Nu deze folder geen enkel voorbehoud bevat ten aanzien van deze voorwaarde en appellant onweersproken heeft gesteld dat hij in 2006 en in 2007 meer dan 180 dagen medicijnen heeft gebruikt voor een psychische aandoening, dient naar de mening van appellant zijn aanvraag om compensatie eigen risico met een beroep op het vertrouwensbeginsel gehonoreerd te worden.
3.2.1. CAK heeft gemotiveerd verweer gevoerd. CAK heeft erop gewezen dat de wetgever als criterium voor het in aanmerking komen voor compensatie eigen risico gekozen heeft voor het criterium personen die in de twee voorafgaande jaren zijn ingedeeld in een FKG. De FKG’s maken onderdeel uit van een op de wet berustend systeem van risicoverevening, dat in het leven is geroepen om zorgverzekeraars, op wie een acceptatieplicht rust, te compenseren voor het feit dat zij in hun portefeuille verzekerden met uiteenlopende gezondheidsrisico’s hebben. CAK heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de systematiek van de risicoverevening voortvloeit dat het aantal afgeleverde medicijnen en de declaratie daarvan leidend zijn. Anders dan het gebruik van medicijnen vormen zij namelijk een controleerbare factor bij de beheersing van zorgkosten. Ter toelichting heeft CAK gewezen op de door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport uitgegeven brochure ‘beschrijving van het risicovereveningssysteem van de Zorgverzekeringswet’ en op het bepaalde in de artikelen 3a.1 van het Besluit zorgverzekering en 8.3 van de Regeling zorgverzekering en op het opschrift van Tabel B4.2 van Bijlage 4 van de Regeling zorgverzekering, zoals deze luidt per 1 januari 2009, te weten: “Gewichten voor het criterium FKG’s (>180 standaard dagdoseringen per jaar, in euro’s per verzekerde)”. Naar de mening van CAK is uit de relevante wet- en regelgeving af te leiden dat bij het vaststellen van het recht op compensatie eigen risico bepalend is het criterium ‘afgeleverde hoeveelheid medicijnen’, waarbij bovendien voldaan moet zijn aan het vereiste van ‘meer dan 180 standaard dagdoseringen’.
3.2.2. Voorts heeft CAK erop gewezen dat de wetgever voor de uitvoering van de regeling van de compensatie eigen risico een systeem heeft ontworpen, waarbij Vektis de van de apotheek verkregen informatie toetst aan de FKG-criteria. Voor de vaststelling dat een verzekerde aan de criteria voor toekenning compensatie eigen risico voldoet, wordt door Vektis het burgerservicenummer en eventueel het bankrekeningnummer doorgegeven aan CAK, waarna CAK tot verstrekking van de compensatie eigen risico overgaat. CAK heeft zich op het standpunt gesteld dat uit dit door de wetgever geregelde systeem van uitvoering voortvloeit dat zij in het kader van haar onderzoeksplicht mag uitgaan van de juistheid van de door Vektis aangeleverde FKG-gegevens. CAK heeft daarbij gewezen op een verklaring van de accountant, die de juistheid van de door Vektis aangeleverde gegevens heeft onderzocht en - onder meer - heeft geconcludeerd dat Vektis de FKG-criteria juist heeft toegepast.
3.2.3. Bij de beoordeling van de vraag of appellant in aanmerking komt voor de compensatie eigen risico 2008 heeft CAK verwezen naar de - op basis van een hercontrole - in bezwaar ingebrachte verklaring van Vektis dat betrokkene wel in 2006, maar niet in 2007 is ingedeeld in een FKG. Voorts heeft CAK verwezen naar de in beroep overgelegde verklaring van Vektis dat appellant in 2007 180 dagdoseringen van een werkzame stof, die aanleiding geeft tot indeling in een FKG, afgeleverd heeft gekregen. Voorts heeft CAK verwezen naar de in beroep overgelegde afleverhistorie van de medicijnen in 2006 en 2007, verkregen op basis van een door betrokkene verleende toestemming voor inzage daarvan. Uit deze afleverhistorie blijkt dat aan appellant in 2006 en 2007 het medicijn Fluvoxamine is afgeleverd. Dit medicijn bevat de werkzame stof fluvoxamine. Op basis van de door CAK toegelichte berekening, leidt de hoeveelheid van deze afgeleverde werkzame stof tot de conclusie dat appellant in 2006 in totaal 180,5 standaarddagdoseringen afgeleverd heeft gekregen en in 2007 in totaal 180 standaarddagdoseringen. Daarbij is nog opgemerkt dat de overige op de afleverhistorie vermelde medicijnen geen werkzame stof bevatten, die aanleiding geven tot indeling in een FKG.
3.2.4. Waar het betreft het door appellant gedane beroep op het vertrouwensbeginsel heeft CAK zich op het standpunt gesteld dat de folder slechts algemene informatie geeft. De folder bevat geen op de situatie van appellant toegespitste informatie, noch concrete aan appellant gedane toezeggingen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Wettelijk kader ten tijde in geding.
4.1.1. Artikel 18a, eerste lid, van de Zvw bepaalt het volgende:
“1. Iedere verzekerde van achttien jaar en ouder heeft een verplicht eigen risico van € 150,-- per kalenderjaar.”
4.1.2. Artikel 118a van de Zvw bepaalt het volgende:
“1. Verzekerden van 18 jaar en ouder:
a. met meerjarige, onvermijdbare zorgkosten, of
b. die in een instelling als bedoeld in de AWBZ verblijven, hebben, indien zij behoren tot bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen groepen, jegens het CAK voor het einde van het kalenderjaar recht op een jaarlijkse uitkering ter hoogte van het bedrag genoemd in artikel 18a, eerste lid, verminderd met het geraamde gemiddelde bedrag dat een verzekerde die geen recht heeft op de in dit lid bedoelde uitkering naar verwachting in dat kalenderjaar ingevolge artikel 18a betaalt.
2. Het CAK neemt het sociaal-fiscaalnummer van de personen, bedoeld in het eerste lid, met het oog op de uitvoering van dit artikel in zijn administratie op.
3. Zorgverzekeraars verstrekken aan het CAK de persoonsgegevens van de personen bedoeld in het eerste lid, waaronder persoonsgegevens betreffende de gezondheid als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens, die noodzakelijk zijn ter uitvoering van het eerste lid.
4. Bij ministeriele regeling kan worden bepaald:
a. tot welke gegevens de verplichting, als bedoeld in het derde lid, zich uitstrekt;
b. op welke wijze gegevens, bedoeld in het derde lid, worden verwerkt;
c. volgens welke technische standaarden gegevensverwerking plaatsvindt;
d. aan welke beveiligingseisen gegevensverwerking voldoet;
e. in welke gevallen gegevens, bedoeld in het derde lid, verder worden verwerkt met het oog op de uitvoering van het uitkeren van het bedrag, bedoeld in het eerste lid.”
4.1.3. De in artikel 118a, eerste lid, van de Zvw bedoelde algemene maatregel van besluit is het Besluit zorgverzekering (Stb. 2007, 542). Artikel 3a.1 van het Besluit zorgverzekering luidt als volgt:
“Verzekerden hebben recht op de uitkering bedoeld in artikel 118a, eerste lid, van de wet indien zij de twee opeenvolgende jaren voorafgaande aan het jaar waarop de uitkering betrekking heeft, zijn ingedeeld in bij ministeriele regeling aangewezen FKG’s of indien zij op 1 juli van het jaar waarop de uitkering betrekking heeft, zonder onderbreking meer dan een half jaar in een AWBZ-instelling verblijven.”
4.1.4. De in artikel 118a, vierde lid, van de Zvw en artikel 3a.1 van het Besluit zorgverzekering bedoelde ministeriële regeling is de Regeling zorgverzekering (Stcrt. 2006, 211). Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder i, van de Regeling zorgverzekering luidt als volgt:
“Deze regeling verstaat onder:
(….)
i. Defined Daily Dose: de dagdosis van een geneesmiddel, als vastgesteld onder verantwoordelijkheid van het WHO Collaborating Centre for Drug Statistics Methodology; (…).”
4.1.5. Artikel 7.1. van de Regeling zorgverzekering luidt als volgt:
“1. Als persoonsgegevens, waaronder persoonsgegevens betreffende de gezondheid als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de zorgverzekering of van de Zorgverzekeringswet worden aangemerkt de in artikel 7.2 bedoelde persoonsgegevens.
2. Een zorgverzekeraar mag de in het eerste lid bedoelde gegevens gebruiken voor het verrichten van formele controle dan wel materiële controle ten behoeve van:
a. de geheel of gedeeltelijke betaling aan een zorgaanbieder;
b. de geheel of gedeeltelijke vergoeding aan een verzekerde van het in rekening gebrachte tarief voor aan een verzekerde geleverde prestatie;
c. de vaststelling van de eigen bijdragen van een verzekerde;
d. de vaststelling van een verplicht of vrijwillig eigen risico van een verzekerde, en
e. het verrichten van fraudeonderzoek.
3. Een zorgverzekeraar mag de in het eerste lid bedoelde gegevens gebruiken voor het uitoefenen van verhaalsrecht.”
4.1.6. Artikel 7.2 van de Regeling zorgverzekering luidt als volgt:
“De zorgverzekeraar beschikt ten behoeve van de in het voorgaande artikel aangegeven doelen en van de uitvoering van artikel 7.4a, over de volgende gegevens van de verzekerde:
a. naam, adres, postcode en woonplaats;
b. polisnummer, burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, sociaal-fiscaalnummer geslacht en geboortedatum;
c. de prestatiebeschrijving van de aan de verzekerde geleverde prestatie;
d. wanneer de prestatie is geleverd;
e. het voor de geleverde prestatie in rekening gebrachte tarief;
f. de gegevens die op grond van een declaratieregeling moeten worden verstrekt;
g. de gegevens die noodzakelijk zijn om vast te stellen of de prestatie behoort tot het verzekerde pakket van die verzekerde en
h. het bank- of girorekeningnummer.”
4.1.7. Artikel 7.4a van de Regeling zorgverzekering luidt als volgt:
“De zorgverzekeraar verstrekt aan het CAK voor 1 oktober van het jaar waarin een uitkering als bedoeld in artikel 118a van de wet wordt verstrekt, van zijn verzekerden of gewezen verzekerden die in dat jaar de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt of nog zullen bereiken en die in de twee kalenderjaren, voorafgaande aan dat jaar in een FKG als bedoeld in artikel 8.3 zijn ingedeeld, de volgende gegevens:
a. het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer,
b. het bank- of girorekeningnummer.”
4.1.8. Artikel 8.3 van de Regeling zorgverzekering luidt als volgt:
“Als FKG’s als bedoeld in artikel 3a.1 van het Besluit zorgverzekering worden aangewezen de FKG’s, genoemd in tabel B4.2 van Bijlage 4 zoals deze luidde in het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de uitkering, bedoeld in artikel 118a, eerste lid, van de wet betrekking heeft, met uitzondering van de FKG ‘Hoog cholesterol’.”
4.1.9. In tabel B4.2 van Bijlage 4 behorende bij de Regeling zorgverzekering is onder 13 vermeld: Diabetes I.
4.2. Criterium.
4.2.1. Op basis van het onder 4.1 weergegeven samenstel van wettelijke bepalingen concludeert de Raad dat voor de beoordeling van het recht op compensatie eigen risico bepalend is, of een verzekerde in de twee opvolgende jaren voorafgaande aan het jaar waarop de uitkering betrekking heeft, is ingedeeld in bij ministeriële regeling aangewezen FKG’s, dan wel op 1 juli van het jaar waarop de uitkering betrekking heeft, zonder onderbreking meer dan een half jaar in een AWBZ-instelling heeft verbleven. Met de rechtbank en CAK is de Raad van oordeel dat een verzekerde in een bepaald jaar in een
FKG dient te worden ingedeeld, indien aan hem in dat jaar meer dan 180 standaarddagdoseringen van een relevant geneesmiddel zijn afgeleverd. De Raad vindt voor dit oordeel steun in de Nota van toelichting bij het Besluit Zorgverzekering (van 28 juni 2005, Stb. 2005, 389, p.53), waarin onder meer de volgende passage is opgenomen:
“Het CVZ deelt verzekerden in naar FKG-klasse aan de hand van het geneesmiddelengebruik van verzekerden in het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de bijdragen aan de zorgverzekeraars wordt berekend. Hierbij wordt een indelingstabel gehanteerd van artikelnummers van geneesmiddelen die in dit voorafgaand jaar (t-1) zijn voorgeschreven en die gekoppeld zijn aan de verschillende FKG’s. Indien aan een verzekerde meer dan 180 maal de “daily defined dosis” (DDD) van een relevant geneesmiddel is afgeleverd wordt deze verzekerde ingedeeld bij een van de onderscheiden FKG’s.”
4.3. Procedure.
4.3.1. Waar het betreft de door CAK in acht te nemen zorgvuldigheids- en motiveringsvereisten bij de beoordeling van een aanvraag voor de compensatie eigen risico ziet de Raad op basis van het onder 4.1. weergegeven samenstel van wettelijke bepalingen aanleiding tot de volgende overwegingen. In de situatie waarin aan CAK naar aanleiding van een aanvraag om compensatie eigen risico van een belanghebbende door Vektis is gerapporteerd dat belanghebbende niet in de twee jaren voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag ziet is ingedeeld in een FKG, kan ter motivering van de afwijzende beslissing in beginsel worden volstaan met verwijzing naar de door Vektis uitgebrachte rapportage.
4.3.2. In de situatie evenwel waarin een belanghebbende in het kader van zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag met feitelijke gegevens onderbouwd aannemelijk maakt dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat hij in de twee jaren, voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft, ten onrechte niet is ingedeeld in een FKG, acht de Raad het op de weg van CAK gelegen om te onderzoeken of Vektis op goede gronden heeft geconcludeerd dat belanghebbende in die twee jaar of in een van die twee jaren niet is ingedeeld in een FKG. Naar het oordeel van de Raad kan het - in het wettelijk systeem besloten liggende - uitgangspunt dat CAK in het kader van de primaire besluitvorming in beginsel mag uitgaan van de door Vektis verstrekte informatie niet afdoen aan het gegeven dat de wetgever tevens heeft voorzien in het bieden van bestuursrechtelijke rechtsbescherming tegen het op de aanvraag om compensatie eigen risico te nemen besluit. Naar het oordeel van de Raad zou het belang bij het verkrijgen van een effectieve rechtsbescherming in bezwaar en in (hoger) beroep illusoir worden, indien bij gemotiveerde betwisting van het primaire besluit kennelijke fouten bij de indeling in een FKG door Vektis niet zouden kunnen worden geredresseerd. De Raad merkt daarbij op dat de door CAK bepleite benadering, waarbij ook in bezwaar volstaan zou kunnen worden met verwijzing naar de door Vektis verstrekte informatie, voor een belanghebbende slechts leidt tot het resultaat dat hij na het voeren van de bestuursrechtelijke procedure inzicht heeft verkregen in de door Vektis verstrekte informatie. Indien de belanghebbende zich op het standpunt stelt dat de informatie van Vektis onjuist is, ligt het in de door CAK bepleite benadering vervolgens op de weg van belanghebbende om Vektis te bewegen alsnog de beweerdelijk juiste informatie aan CAK te verstrekken, waarna alsnog nadere besluitvorming door het CAK dient plaats te vinden. Deze gang van zaken acht de Raad uit een oogpunt van effectieve rechtsbescherming onwenselijk.
4.4. Beoordeling situatie van appellant.
4.4.1. De Raad stelt vast dat appellant in bezwaar gegevens heeft overgelegd waaruit is af te leiden welke medicijnen in 2006 en 2007 aan hem zijn geleverd door de Kring apotheek Venlo Zuid met vermelding van de hoeveelheid waarin de medicijnen zijn geleverd. Op basis van deze gegevens is niet op voorhand duidelijk op welke grond Vektis geconcludeerd heeft dat appellant in 2006 wel en in 2007 niet in een FKG is ingedeeld. Uit het overwogene onder 4.3.2 vloeit voort dat een nader onderzoek door CAK naar de juistheid van de door Vektis verstrekte informatie niet achterwege had mogen blijven. Het besluit op bezwaar van 17 juni 2009 dient dan ook wegens strijd met het bepaalde in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te worden vernietigd. De rechtbank heeft dit niet onderkend, zodat ook de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. De Raad zal - met vernietiging van de aangevallen uitspraak en doende wat de rechtbank zou behoren te doen - het beroep tegen het besluit van 17 juni 2009 gegrond verklaren en dat besluit wegens strijd met de wet vernietigen.
4.4.2. Met betrekking tot de vraag of er aanleiding is om de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten overweegt de Raad het volgende.
4.4.3. Uit het overwogene onder 4.2.1 vloeit voort dat de rechtbank een juiste maatstaf heeft gehanteerd bij de beoordeling van de vraag of een verzekerde dient te worden ingedeeld in een FKG. Met de rechtbank en CAK is de Raad van oordeel dat indeling in een FKG geschiedt op basis van de hoeveelheid afgeleverde/gedeclareerde medicijnen. De omstandigheid dat een verzekerde in de referteperiode medicijnen gebruikt, die hij vóór aanvang van die periode heeft aangeschaft, doet daar niet aan af. Op basis van de in bezwaar en beroep overgelegde gegevens concludeert de Raad dat CAK de afwijzing van de compensatie eigen risico terecht heeft gebaseerd op de vaststelling dat appellant in 2007 niet in een FKG is ingedeeld en dat om die reden niet aan het gestelde criterium is voldaan. De Raad ziet dan ook aanleiding om de rechtsgevolgen van het besluit van 17 juni 2009 in stand te laten.
4.4.4. Wat het betreft het door appellant gedane beroep op het vertrouwensbeginsel is de Raad met CAK van oordeel dat dit beroep niet slaagt. Genoemde brochure bevat een in algemene bewoordingen vervatte omschrijving van het te hanteren criterium. De Raad stelt vast dat de in de folder gebezigde omschrijving van het te hanteren criterium afwijkt van het criterium, zoals dat op basis van het onder 4.1 weergegeven samenstel van wettelijke bepalingen moet worden gehanteerd. De Raad ziet geen aanleiding om aan te nemen dat genoemde folder het rechtens te honoreren vertrouwen heeft gewekt dat CAK in afwijking van het wettelijke te hanteren criterium het in de folder genoemde criterium zal worden toegepast.
5. De Raad ziet aanleiding om het CAK te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 644,-- in beroep en op € 874,-- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 17 juni 2009 gegrond;
Vernietigt het besluit van 17 juni 2009 en bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven.
Veroordeelt het CAK in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.518,--;
Bepaalt dat het CAK aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 146,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en J.J.A. Kooijman en H.C.P. Venema als leden, in tegenwoordigheid van J. Waasdorp als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 november 2010.
(get.) R.M. van Male.
(get.) J. Waasdorp.
RB